Vluchtelingen - digibordles

Vluchtelingen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BurgerschapskundeBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Introduction

Vluchtelingen zijn er wereldwijd. Vroeger en nu. Start de digibordles en laat de leerlingen kiezen uit één van de drie verwerkingsopdrachten. Tot slot kunnen de leerlingen in de quiz hun kennis over vluchtelingen testen.

Items in this lesson

Vluchtelingen

Slide 1 - Slide

.
Wat weet jij al over vluchtelingen?

Slide 2 - Open question

Welke vragen heb jij over vluchtelingen?
Denken-delen-uitwisselen
  1. Bedenk wat jij wilt weten over het onderwerp vluchtelingen.
  2. Schrijf jouw vragen op een kladblaadje.
  3. Bespreek in jullie groepje jullie vragen.
  4. Kies per groepje één vraag waarop jullie graag het antwoord willen weten. (Nou vooruit, als jullie er niet uitkomen dan mag je ook twee vragen kiezen).
  5. Schrijf jullie antwoord netjes op een kladblaadje en plak 'm op de vragenmuur. 

Slide 3 - Slide

Lees de verhalen van meneer Heitink en Sara.
Klik op de loep en vervolgens op de tekst om in te zoomen.

Slide 4 - Slide

Vluchten: vroeger & nu
In de oorlog vluchtten veel mensen uit Nederland, omdat het hier te gevaarlijk voor ze was. Ze schuilden in schuilkelders of vluchtten naar het buitenland. Tegenwoordig vluchten er nog steeds mensen. Kinderen zoals Sara die lang gescheiden was van haar vader.
  • Denk jij dat vluchten iets van alle tijden en landen is? 
  • Denk je dat er ooit een moment komt waarop er geen mensen meer hoeven te vluchten?

Slide 5 - Slide

5

Slide 6 - Video

00:28
Waarom vluchten mensen?
Sleep de juiste zinnen naar het oranje vak.
Mensen vluchten omdat ...
er oorlog is in hun land.
ze vervolgd worden vanwege hun politieke overtuiging.
ze bedreigd worden, omdat ze een ander geloof aanhangen.
ze tot een bepaalde bevolkingsgroep behoren.
ze homosexueel zijn.

Slide 7 - Drag question

00:38
.
Stel dat jij moet vluchten. Je hebt nog tijd om één ding te pakken dat je graag mee wilt nemen. Wat neem je dan mee? En waarom?

Slide 8 - Open question

01:53
.
Lees de zinnen hieronder.
Welke zin is NIET WAAR?
A
Ongeveer 80% van de vluchtelingen wordt opgevangen in de eigen regio.
B
Vluchten is vaak gevaarlijk, omdat veel vluchtelingen in gammele, overvolle bootjes de zee oversteken.
C
Wereldwijd zijn er ongeveer 43 miljoen mensen op de vlucht.
D
Vluchtelingen moeten vaak veel geld betalen aan smokkelaars om de grens over te kunnen steken.

Slide 9 - Quiz

02:56
.
Lees de zin hieronder. Is de zin WAAR of NIET WAAR?
"Een asielzoeker is hetzelfde als een vluchteling."
A
Deze zin is WAAR.
B
NIET WAAR, een asielzoeker wordt pas een vluchteling genoemd als is uitgezocht dat hij in zijn eigen land gevaar loopt.
C
WAAR, maar het woord asielzoeker kun je beter niet gebruiken. Het is een scheldwoord voor vluchteling.
D
NIET WAAR, een vluchteling verdient in zijn eigen land veel geld, een asielzoeker niet.

Slide 10 - Quiz

03:49
.
Stel er komt een vluchteling bij jullie in de klas.
Zou je hem of haar willen helpen? Wat zou je voor hem of haar willen en kunnen doen?

Slide 11 - Open question


Ben jij het EENS of ONEENS met onderstaande zin?
'In Nederland is iedereen vrij!'
A
EENS
B
ONEENS

Slide 12 - Quiz


Ben jij het EENS of ONEENS met onderstaande zin?
'In Nederland heeft nog nooit iemand moeten vluchten. Het is hier veilig!'
A
EENS
B
ONEENS

Slide 13 - Quiz

Werk samen met een klasgenootje.
Kies uit één van de opdrachten hieronder.
Interview

Bekijk het filmpje van het gezin van Sara.
Bedenk minimaal vijf vragen die jullie aan de vader van Sara of aan Sara zouden willen stellen.
Eigen leervraag

Is de vraag die je aan het begin van de les had al beantwoord? Zo niet, ga dan samen op zoek naar het antwoord. 
Discussiëren

Bedenk minimaal vijf stellingen die met vluchten of vrijheid te maken hebben. Bereid een discussie voor jullie klasgenoten voor. Hoe gaan jullie het aanpakken?

Slide 14 - Slide

Afsluiting
Draai aan het rad en bespreek de vraag.

Slide 15 - Slide

Tot de volgende keer!

Slide 16 - Slide