Oefenen met lastige onderdelen (Formuleren)

Oefenen met lastige onderdelen (Formuleren)
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefenen met lastige onderdelen (Formuleren)

Slide 1 - Slide

Herhaling
1. samentrekking
2. beknopte bijzin

Slide 2 - Slide

Waar zie je een samentrekking?
A
keukenstoel en keukentafel
B
zon- en feestdagen
C
dure ringen en dure armbanden
D
hoge bergen en lage bergen

Slide 3 - Quiz

Hoe kun je dit korter schrijven?
landsgrenzen en provinciegrenzen

Slide 4 - Open question

Hoe kun je dit korter schrijven?
nationale wedstrijden en internationale wedstrijden

Slide 5 - Open question

Samentrekking controleren
  1. Noteer de weggelaten woorden.
  2. Bepaal de functie, betekenis, plaats en getal van de samengetrokken woorden in het eerste deel.
  3. Bepaal de functie, betekenis, plaats en getal van de weggelaten woorden in het tweede deel. 
  4. Controleer of ze in beide gevallen hetzelfde zijn: functie, betekenis, plaats en getal

Slide 6 - Slide

Het feest duurde lang en het feest was erg gezellig.
Dezelfde functie: In beide zinnen is 'het feest' het onderwerp
Dezelfde betekenis: 'het feest' heeft dezelfde betekenis
Dezelfde plek: 'het feest' staat op dezelfde plaats
Hetzelfde getal: 'het feest' heeft hetzelfde getal

--> samentrekking op zinsniveau:
Het feest duurde lang en was erg gezellig.



Slide 7 - Slide

De clown trok zijn kleren uit en hij trok zich niets van zijn publiek aan.
Dezelfde functie: In beide zinnen is 'trok' de persoonsvorm
Dezelfde betekenis: 'trok' heeft NIET dezelfde betekenis
Dezelfde plek: 'trok' staat op dezelfde plaats
Hetzelfde getal: 'trok' heeft hetzelfde getal

--> samentrekking op zinsniveau is NIET mogelijk, want 'trok'' heeft in het 2de deel van de zin een andere betekenis!

Slide 8 - Slide

GOED
FOUT
De clown trok zijn kleren uit en zich niets van zijn publiek aan.
Ze stak de sigaret met een aansteker en de kaars met een lucifer aan.

Slide 9 - Drag question

Foutieve samentrekking -getal
Foutieve samentrekking betekenis
Foutieve samentrekking gram. functie
Jerry keek naar een hond en daardoor niet uit bij het oversteken. 
Marcel heeft zijn vriendin gefeliciteerd en een cadeau gegeven.
Paul is ziek en naar huis gegaan.

Slide 10 - Drag question

Foutieve samentrekking -getal
Foutieve samentrekking betekenis
Foutieve samentrekking gram. functie
Jerry keek naar een hond en daardoor niet uit bij het oversteken. 
Marcel heeft zijn vriendin gefeliciteerd en een cadeau gegeven.
Paul is ziek en naar huis gegaan.

Slide 11 - Drag question

GOED
FOUT
De hond werd voortdurend gepest en tenslotte ziek.
Schaatsen is gezond en doe ik regelmatig.

Slide 12 - Drag question

GOED
FOUT
De ambulance bracht het slachtoffer naar het ziekenhuis en de agenten de dader naar het politiebureau. 
De docenten Nederlands geven les in het Nederlands en de docenten Engels in het Engels

Slide 13 - Drag question

Wat is de beknopte bijzin in:

Vriendelijk lachend, komt Nathalie binnen.
A
Vriendelijk
B
Vriendelijk lachend
C
komt Nathalie
D
komt Nathalie binnen

Slide 14 - Quiz

In een beknopte bijzin staan geen werkwoorden.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Een beknopte bijzin heeft een onderwerp.
A
juist
B
niet juist

Slide 16 - Quiz

De beknopte bijzin
Beknopt = korter / ingekort

  1. Een beknopte bijzin heeft geen onderwerp
  2. Een beknopte bijzin heeft geen  persoonsvorm
  3. Een beknopte bijzin heeft als vorm: te + infinitief, of
  4. Een beknopte bijzin heeft als vorm: voltooid deelwoord of onvoltooid deelwoord.

Slide 17 - Slide

Vind de beknopte bijzin met ‘te + infinitief’

A
De stemming goed aanvoelend sloot Elsbeth de vergadering.
B
Na te zijn opgenomen in het hospitaal ontving zij kaartjes.
C
De portemonnee, gevonden op straat, bleek leeg te zijn.

Slide 18 - Quiz

Wanneer is een beknopte bijzin foutief?
A
Als er geen persoonsvorm instaat
B
Als er geen onderwerp instaat
C
Als het weggelaten onderwerp niet hetzelfde is als het onderwerp van de hele zin
D
Als er een onvoltooid deelwoord en een infinitief instaat

Slide 19 - Quiz

De foutieve beknopte bijzin
Als een beknopte bijzin niet klopt (omdat het ow in de hoofd- en bijzin niet hetzelfde zijn), is er sprake van een foutieve beknopte bijzin.

In een foutieve beknopte bijzin is het denkbeeldig onderwerp in de beknopte bijzin anders dan in de hoofdzin.
The end

Slide 20 - Slide

Net op tijd in het stadion aangekomen, liepen de supporters snel naar hun plaatsen.
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quiz

Na koffie te hebben gedronken in Hamburg, reed de bus richting Denemarken.
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quiz

Na drie uur gewacht te hebben, gingen de hekken eindelijk open.
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quiz

Welke beknopte bijzin is correct?
A
Lekker in onze stoelen liggend, dronken we de koude frisdrank.
B
In roomboter gebraden eet hij het vlees met smaak op.
C
Lopend naar de overkant reed de auto hem bijna aan.
D
Na koffie gedronken te hebben, reed de bus verder.

Slide 24 - Quiz

Bijzin of beknopte bijzin?

Als het vakantie is, slaap ik elke dag uit.
A
Bijzin
B
Beknopte bijzin

Slide 25 - Quiz

Foutieve beknopte bijzin of een goede beknopte bijzin?

Na gegeten te hebben, fietsten we weer verder.
A
Foutief
B
Goed

Slide 26 - Quiz

Liggend op zijn badmat las Achmad zijn dagblad.
A
Goede beknopte bijzin
B
Foutief beknopte bijzin

Slide 27 - Quiz

Denkend aan zijn mooie vakantie werd het fotoalbum doorgebladerd.
A
Goede beknopte bijzin
B
foutief beknopte bijzin

Slide 28 - Quiz

Verbeter de foutieve beknopte bijzin: Denkend aan zijn mooie vakantie werd het fotoalbum doorgebladerd.

Slide 29 - Open question