H8 straling paragraaf 1 atomen als stralingsbron Nova max

H8 atomen en straling
Introductie (algemene kennis) 

En 

paragraaf 1
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H8 atomen en straling
Introductie (algemene kennis) 

En 

paragraaf 1

Slide 1 - Slide

soorten straling
Meest schadelijk
Minst schadelijk
Ioniserende straling

Slide 2 - Slide

straling waarnemen
Onze ogen kunnen maar 1 soort straling waarnemen, namelijk zichtbaar licht (kleuren van de regenboog). Alle andere straling is voor mensen niet zichtbaar. Er zijn wel dieren die andere soorten straling kunnen waarnemen. Slangen bijvoorbeeld jagen ‘s nachts, hierdoor zijn ze gaan specialiseren in het waarnemen van infraroodlicht (warmte), immers heeft een slang ‘s nachts niets aan zichtbaar licht (alles is donker/zwart), zijn prooidieren echter zijn warmbloedig en stralen dus infraroodstraling uit. Omdat de omgeving van het prooidier, bijv. levenloze voorwerpen zoals keien, zand etc, geen infraroodstraling uitzenden (of heel weinig) zijn de prooidieren goed zichtbaar.  bijen kunnen geen rood en oranje licht waarnemen, maar wel ultraviolette straling. 

Slide 3 - Slide

infrarood beeld

Slide 4 - Slide

toepassingen infrarood beelden
- brandweer: personen vinden in huis vol rook
- politie: voortvluchtigen vinden die zich schuil houden
- isoleren van huizen —> warmte verlies zichtbaar maken

Slide 5 - Slide

Thermogram van een huis

Slide 6 - Slide

effecten van straling
Alle straling bevat energie, stralingsenergie genaamd. Je kunt dit merken wanneer straling wordt geabsorbeerd door materialen. Neem bijvoorbeeld de stralingsenergie van de zon die geabsorbeerd wordt door een zwart T-shirt, de stralingsenergie wordt dan omgezet in warmte. Of wanneer je vroeger een rood gelakte auto te lang in de zon had laten staan, deze werd na verloop van jaren steeds lichter van kleur, soms zelfs roze. Dit komt omdat de ultraviolette straling van de zon zo veel energie bezit (zo krachtig is) dat deze moleculen kapot kan maken. Dit is ook de reden dat je van te veel UV-straling huidkanker kunt krijgen, deze straling is zo krachtig, dat deze tot in de kern van je cellen door kan dringen en deze kapot kan maken/veranderen. Hierdoor kunnen de cellen zo verstoort raken dat deze te snel gaan vermenigvuldigen.

Slide 7 - Slide

effecten van straling
Alle straling bevat energie, stralingsenergie genaamd. 

Je kunt dit merken wanneer:

—>  straling wordt geabsorbeerd en wordt omgezet in warmte. 
—> straling moleculen kapot maakt (bijv. Verkleuren Vd huid)
 

Slide 8 - Slide

Welk materiaal houd denk je de meeste straling tegen?
A
Huid en weefsels
B
Bot
C
Lood
D
Plastic

Slide 9 - Quiz

straling absorberen of doorlaten
Straling kan door sommigen objecten en materialen heen, en wordt door andere materialen (deels) geabsorbeerd (vast gehouden). Of een materiaal straling door laat of absorbeert hangt af van verschillende factoren. Onder andere: het soort materiaal, de dikte van het materiaal, het soort straling en de kleur van het materiaal. Stoffen die een grote materiaal dichtheid hebben, zoals beton en metalen, houden over het algemeen meer straling tegen dan stoffen met een kleine materiaaldichtheid, zoals papier en textiel. maar bij het gebruik van een bepaalde stof, maakt de dikte van die stof ook verschil. Beton van 1 mm dik houdt minder straling tegen dan beton van 5cm dik. In de eerste dia heb je kunnen zien dat er verschillende soorten straling zijn. De soorten straling met een kleine golflengte hebben de meeste energie en gaan het makkelijkst door materialen heen. om deze straling toch tegen te houden moet je dus een zeer dicht materiaal en een zeer dikke laag van dit materiaal moeten gebruiken. straling met een grote golflengte kan al worden tegen gehouden door een velletje papier. 

Slide 10 - Slide

straling absorberen of doorlaten
door laten van straling: straling gaat door het materiaal heen

absorberen van straling: straling wordt vast gehouden door het materiaal en komt niet door het materiaal heen.

materialen met een grote materiaal dichtheid, zoals : botten, metalen en beton laten vrijwel geen straling door, maar absorberen dit grotendeels.

materialen met een kleine materiaal dichtheid, zoals: huid, organen, spieren en andere weefsels laten straling grotendeels door.

Slide 11 - Slide

rontgenfoto maken
Bij het maken van een rontgenfoto wordt een stralingsgevoelig materiaal of een stralingsgevoelige chip gebruikt. Wanneer er straling op dit materiaal of op deze chip valt, dan verkleurt dit. Hoe meer straling doorgelaten wordt door de lichaamsdelen, des te meer straling het materiaal of de chip bereikt en des te donkerder het materiaal of de chip kleurt. Op plaatsen waar (bijna) alle straling wordt geabsorbeerd komt dus geen straling op het materiaal of op de chip, dit gedeelte verkleurd dan ook niet (blijft licht van kleur). Gedeelten waar veel straling het materiaal bereikt worden dus juist donker en waar geen straling komt blijft het licht. Dit is het omgekeerde dan wat de foto doet vermoedden. De lichte plekken doen juist vermoeden dat deze veel straling hebben ontvangen. Omdat de foto precies het omgekeerde weergeeft dan wat men verwacht noemt men dit een negatief. 

Slide 12 - Slide

rontgenfoto
De botten van het dier zijn het lichtst van kleur,
dit betekent dat de botten dus de meeste straling 
absorberen.

De huid en organen houden slechts een deel van de straling
tegen, hierdoor zijn deze donkerder van kleur dan de botten.

Het infuusje in zijn poot houd bijna geen straling tegen en
laat dus veel straling door, hierdoor is deze erg donker 
van kleur (bijna zwart).

Slide 13 - Slide

rontgenfoto
Een rontgenfoto is altijd een negatief, dit betekent dat de licht gekleurde delen juist alle straling tegen hebben gehouden en de donkere delen juist alle stralen hebben doorgelaten. Dit is precies het omgekeerde van wat de foto doet vermoedden, vandaar het woord negatief.

botten en metalen = licht (wit)
spieren, organen en huid = donkerder (grijs)
lucht om object heen = het meest donker (zwart)

Slide 14 - Slide

In 1986 vond er op 26 april een nucleaire ramp plaats in Tsjernobyl (Oekraïne). Liepen de mensen in Nederland even veel gevaar op complicaties door straling als in Oekraïne?
A
Nee minder
B
Ja even veel
C
Nee meer
D
Dat ligt aan de situatie

Slide 15 - Quiz

verspreiding van stralen
Alle straling komt bij een bron vandaan en beweegt dan alle richtingen op. De stralen bewegen dus steeds verder uit elkaar. De energie van de straling is dichtbij de bron dan ook het grootst en wordt zwakker wanneer je van de bron af beweegt. Hierdoor is straling dan ook het meest schadelijk dichtbij de bron.

Slide 16 - Slide

beschermen tegen straling
Om je lichaam te kunnen beschermen tegen straling kun je 3 dingen doen:

1.) afstand: blijf zo ver mogelijk van de bron van straling weg
2.) tijd: zorg dat je zo kort mogelijk in de buurt bent van een bron van straling
3.) bescherming: bescherm je lichaam door afschermmaterialen: loodschort, mondkapje etc)

Slide 17 - Slide

Tegenwoordig woont er nog steeds niemand in de buurt van de ontplofte kernreactor in Tsjernobyl. Toch kun je de kernreactor wel bezichtigen van binnen. Leg uit waarom men dit wel veilig acht.

Slide 18 - Slide

ioniserende straling
Alle straling bevat stralingsenergie, maar niet alle straling bevat voldoende energie om cellen kapot te kunnen maken. Straling die cellen kapot kan maken noem je ioniserende straling. 

Hoe kleiner de golflengte van straling, des te groter de hoeveelheid energie en des te groter ook de mate van ionisatie. UV-straling is zwak ioniserend en gammastraling is sterk ioniserend.

Stoffen die ioniserende straling uitzenden noemt men
Radioactief

Slide 19 - Slide

soorten straling
Meest schadelijk
Minst schadelijk
Ioniserende straling

Slide 20 - Slide

Welk type straling is het meest ioniserend (en dus het meest schadelijk)?
A
Microgolven
B
Ultraviolette straling
C
Gammastraling
D
Infraroodstraling

Slide 21 - Quiz

radio-actieve stoffen
Sommige stoffen zijn niet stabiel (onstabiel), dit betekent dat de kern van dit atoom spontaan uit elkaar valt, hierbij komt ioniserendestraling vrij. Er komen stoffen in de natuur voor die niet stabiel zijn en spontaan uit elkaar vallen, je noemt deze stoffen natuurlijk radio-actief. De mens kan dit proces ook zelf in gang zetten door met hele hoge snelheid deeltjes op de kern van een atoom af te schieten, waardoor deze uit elkaar valt, deze stoffen noem je kunstmatig radio-actief.  radio-actief betekent  straling uit zenden. Het woord radio komt van het latijnse woord radius wat straal betekend.

Slide 22 - Slide

straling waarnemen
Je kunt de straling die vrij komt van radio-actieve stoffen niet waarnemen met je zintuigen (niet zien, horen, voelen of proeven) Toch wil men deze straling wel kunnen waarnemen, omdat deze straling schadelijk kan zijn voor de gezondheid. Om straling te kunnen meten gebruikt men een geiger(muller)teller. Deze teller piept bij waarneming van ioniserende straling. Hoe sneller de piepjes achter elkaar volgen, des te groter de hoeveelheid waargenomen ioniserende straling. piept de geigerteller dus heel snel, blijf dan niet hangen op die plaats. ook wanneer de geigerteller langzaam piept kan je gezondheid al in gevaar zijn, want naast de hoeveelheid straling is ook de soort straling van belang om de risico’s te bepalen. meer hierover leer je in paragraaf 3. 

Slide 23 - Slide

geigerteller
Om straling te kunnen meten gebruikt men een geiger(muller)teller. Deze teller piept bij waarneming van ioniserende straling. Hoe sneller de piepjes achter elkaar volgen, des te groter de hoeveelheid waargenomen ioniserende straling. 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Isotopen

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Jodium-126 (I) bevat 53 protonen, hoeveel elektronen bevat stikstof dan?

Slide 31 - Open question

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

radio-actieve isotopen
Een isotoop is stof waarvan de hoeveelheid neutronen in de kern kan verschillen. Men spreekt van een radio-actieve isotoop wanneer de kern van deze isotoop instabiel is. Wanneer een kern instabiel is, dan kan deze veranderen (uit elkaar vallen in ongelijke delen). Wanneer een kern uit elkaar valt zendt deze straling uit. Het uit elkaar vallen van atoomkernen noemt men 
radio-actief verval.

Slide 39 - Slide

stabiele en instabiele isotopen
Een isotoop is stof waarvan de hoeveelheid neutronen in de kern kan verschillen. Men spreekt van een radio-actieve isotoop wanneer de kern van deze isotoop instabiel is. Wanneer een kern instabiel is, dan kan deze veranderen (uit elkaar vallen in ongelijke delen). Wanneer een kern uit elkaar valt zendt deze straling uit. Het uit elkaar vallen van atoomkernen noemt men radio-actief verval.
Organismen zijn opgebouwd uit onder andere waterstof en koolstof deeltjes. Onder koolstof bestaan de volgende isotopen: C-12, C-13 en C-14. C-12 en C-13 zijn stabiele kernen en zullen dus nooit uit zichzelf vervallen. C-14 is een radio-actieve isotoop van koolstof met (14-6=) 8 neutronen in de kern. En is van nature radio-actief (de kernen vallen spontaan uit elkaar). De meest voorkomende Isotopen van koolstof zijn C-12 en C-13. C-14 komt veel minder vaak voor, omdat deze kernen dus uit elkaar vallen.

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Aan het werk!
Wat? 8.1 atomen en stralingen - opdrachten 1 t/m 12
 Waar? online boek via magister. 

Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? maken test jezelf online van §8.1
Tijd over? beginnen met §8.2 opdracht 1 t/m 12

timer
1:00

Slide 42 - Slide