New Interface Unit 3 Lesson 3.5

1 / 43
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesson programme
  • Korte herhaling grammar
  • Unit 3 lesson 3.5 Speaking
  • lesson 3.5 Speaking: A: Get started/ B: Find out/ C: Vocabulary
  • D Grammar explanation & practise:  Adverbs/Adjectives
  • Finish this lesson individually: E Phrases opdr 2+3 / F Practise more

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog over de past simple
(signaalwoorden, hoe maak je 'm, vragen/ontkenningen etc)

Slide 3 - Mind map

Past simple
ww + ED

Slide 4 - Slide

signaalwoorden
When
Ago
Last (year, week, month...)
In (2012, 1990, december...) 
Before (yesterday, 12 o'clock...)
Yesterday

Slide 5 - Slide

Question (?)

  • hulp. ww vooraan in de zin
Could you give me a hand?
Would you like some tea?

  • Did +onderwerp + heel ww
Did you drive his car last night?
Did she watch the news yesterday?


Negation (-)

  • hulp ww + not
Couldn't you give me a hand?
Wouldn't you like some tea?

  • did + not + heel ww
You didn't (did not) drive his car last night.
She didn't watch the news yesterday.

Slide 6 - Slide

Wat weet je nog van de past continuous?
(hoe maak je 'm, signaalwoorden etc.)

Slide 7 - Mind map

Je maakt de past continuous door was of were voor het werkwoord te zetten en –ing er achter

I was sleeping
You were living
He/she/it was swimming
We were going
You were doing
They were having

Slide 8 - Slide

signaalwoorden
while
when 
at the same time

Slide 9 - Slide

Past simple en past continuous in 1 zin... hoe werkt dit?

Slide 10 - Open question

past continuous and simple
  • als er een gebeurtenis in het verleden is begonnen, maar wordt onderbroken door een andere gebeurtenis. 
I was dancing (past C: duurt langer), when my brother came (past S: korte gebeurtenis) home.   
 
  • als er twee gebeurtenissen (door 2 verschillende personen) in het verleden op hetzelfde moment waren uitgevoerd. 
I was reading, while my brother was studying

Slide 11 - Slide

Let's practise!
Je mag kiezen tussen 2 activiteiten waarmee je kan oefenen voor de past simple/past continuous

1. Spelletje
2. Quizizz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Quizizz
1. open: joinmyquiz.com
2.En voer deze code in
1274 0025

Slide 14 - Slide

Learnbeat 3.5 Speaking
  • Log on to your learnbeat and open chapter 3.5  Speaking
  • start by filling in the questions at: A Get started
  • Move on to B: Finding out, READ the text about "Making new friends" and answer the questions 
  • When you're done continue with C vocabulary assignment 1+2

YOU'VE GOT 15 MINUTES TO FINISH THE ASSIGNMENTS ABOVE! 
MAKE SURE YOU ANSWER EVERYTHING SERIOUSLY.
timer
15:00

Slide 15 - Slide

Grammar
In deze les leer je het verschil tussen het bijwoord en het bijvoeglijk naamwoord. Daarnaast leer je ook hoe je ze moet gebruiken in een zin.

Slide 16 - Slide

Adjectives and Adverbs

Slide 17 - Slide

Explanation 
Een adjective(bijvoeglijk naamwoord) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (mensen, dieren,dingen)

Beyoncé is a                beautiful                lady.
                                                bijv. nw            zelfst.nw

Slide 18 - Slide

adjective (bijvoeg. nw)

Slide 19 - Mind map

Explanation
Een adverb (bijwoord) zegt iets over een werkwoord. Hoe iemand iets doet. 
Beyoncé     sings         beautifully.
                    ww              bijwoord

Slide 20 - Slide

Explanation
Een adverb (bijwoord) kan ook iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord.
The English teacher is an incredibly great teacher
                                            bijwoord bijvoeg nw
Een bijwoord kan ook iets zeggen over een ander bijwoord
This book is written very beautifully
                                         adverb     adverb

Slide 21 - Slide

adverb (bijwoord)

Slide 22 - Mind map

How do we make an adverb?
Je maakt een bijwoord door  - ly toe te voegen aan het bijv. nw

For example:
beautiful - beautifully               careful-carefully             loud-loudly

adjective:    the beautiful girl
adverb:         she sings beautifully

Slide 23 - Slide

Exceptions 1 (uitzonderingen)
spellingswijzigingen
* bijv nw  eindigt op '-le'         =  bijwoord+ ly     terrible - terribly
* bijv nw eindigt op  medeklinker + -y  =  bijwoord +ily    
                                                 easy - easily
* bijv nw eindigt op 'ic '   = bijwoord +ally    
                        fantastic - fantastically


                      
          

Slide 24 - Slide

Exceptions 2
BELANGRIJK!!!!!

Bij sommige werkwoorden gebruiken we alleen een bijvoeglijk naamwoord. Dat zijn de werkwoorden die te maken hebben met je zintuigen. 
to be (zijn), to seem , to feel , to smell , to sound , to taste, to look

Het ruikt vreselijk. - It smells terrible.

Slide 25 - Slide

Exceptions 3
BELANGRIJK!!!!

Sommige bijvoeglijk naamwoorden hebben een ander bijwoord:
He is a good boy. - He studies well.

Sommige bijvoeglijk naamwoorden blijven altijd dezelfde vorm houden.
Bij fast, long, fair, low, high,early,hard,late,
That is a fast car. - It drives fast

Slide 26 - Slide

Let's practise!

Slide 27 - Slide

Madonna is a ... singer.
A
terribly
B
terrible

Slide 28 - Quiz

That pizza smells ...
A
nicely
B
nice

Slide 29 - Quiz

My aunt always cries very ___!
A
loud
B
loudly

Slide 30 - Quiz

The girl sings really ___!
A
fantastic
B
fantastically
C
fantasticly

Slide 31 - Quiz

I am going to be ___ for school!
A
late
B
lately

Slide 32 - Quiz

Beyoncé looks ___ fabulous, doesn't she?
A
incredible
B
incredibly

Slide 33 - Quiz

Vinny plays rugby very ___.
A
good
B
well

Slide 34 - Quiz

Which one is the adjective?
A
beautiful
B
well
C
normally
D
wonderfully

Slide 35 - Quiz

This hamburger tastes ...
A
awful
B
awfully

Slide 36 - Quiz

You can ... open the box.
A
easy
B
easily
C
easyly

Slide 37 - Quiz

He drives the car ...
A
carefully
B
careful

Slide 38 - Quiz

Jamie Oliver cooks ...
A
fantastic
B
fantasticly
C
fantastically

Slide 39 - Quiz

Slide 41 - Video

Learnbeat homework
homework for Monday 21/2 4th period
study words lesson 5 + adjectives/adverbs
finish all assignments lesson 3.5:C Vocabulary +  D: Grammar + E: Phrases 2+3 
OEFENEN OP EXAMENKRACHT
!!!!!!!!!2-TEST UNIT 3
VOCABULARY + GRAMMAR + READINGTEXT!!!!!!!!

Slide 42 - Slide

Do you have any questions?

Slide 43 - Open question