Prefixes and suffixes

Vocab
Vul de juiste vertalingen in!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Vocab
Vul de juiste vertalingen in!

Slide 1 - Slide

Translate:
headline

Slide 2 - Open question

background information

Slide 3 - Open question

To follow

Slide 4 - Open question

request

Slide 5 - Open question

verslaggever

Slide 6 - Open question

gemeenschap

Slide 7 - Open question

zoekopdracht

Slide 8 - Open question

Prefixes and suffixes

Slide 9 - Slide

Wat zouden prefixes en suffixes zijn?

Slide 10 - Open question

Prefixes:
Un-
re-

Happy - Unhappy
Play - Replay

Slide 11 - Slide

Wat betekent un- en wat betekent re-

Slide 12 - Open question

Suffixes
- er
- ful 
- less
- ing
- able

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Waar staan prefixes?
A
Voor het woord
B
Na het woord

Slide 15 - Quiz

Waar staan de suffixes
A
Voor het woord
B
Na het woord.

Slide 16 - Quiz

Prefixes:

- organise
A
de
B
re
C
up
D
down

Slide 17 - Quiz

Prefixes:

-view
A
de
B
re
C
mis
D
im

Slide 18 - Quiz

Skilled
A
Un
B
Re
C
Not

Slide 19 - Quiz

Suffixes: Kind-
A
ment
B
ing
C
ness
D
er

Slide 20 - Quiz

Suffixes:
teach___
A
ment
B
er
C
ing
D
ness

Slide 21 - Quiz

respect
A
less
B
ful
C
ing
D
re

Slide 22 - Quiz

walk
A
less
B
re
C
er
D
able

Slide 23 - Quiz

Draw
A
ing
B
ness
C
ful
D
re

Slide 24 - Quiz

DO:
Blz. 74 opdr. 29 t/m 31
Worksheet

Klaar? verder werken aan presentatie of woordjes leren. 

Slide 25 - Slide