Thema 5 erfelijkheid en evolutie

Bas 1 genotype en fenotype
Leerdoelen:
  • weten wat het fenotype en genotype is
  • weten hoe het fenotype tot stand komt
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bas 1 genotype en fenotype
Leerdoelen:
  • weten wat het fenotype en genotype is
  • weten hoe het fenotype tot stand komt

Slide 1 - Slide

De informatie voor je erfelijke eigenschappen ligt in het DNA.
In elke celkern liggen de chromosomen. Chromosomen bestaan uit DNA. Hierop staat de informatie voor de erfelijke eigenschappen.
DNA bestaat uit 4 bouwstenen: C, G, T en A. De volgorde van de letters bevat de informatie voor de erfelijke eigenschappen. Dat is het genotype.

Slide 2 - Slide

Wat zijn chromosomen

Slide 3 - Slide

Bouw van DNA

Slide 4 - Slide

Het resultaat van al die informatie, alle gevormde eiwitten, levert je fenotype. Het fenotype wordt ook beïnvloed door het milieu:
Als je blond haar hebt, is je genotype 'blond' en het fenotype 'blond'. Als je het bruin verft, blijft het genotype 'blond' en wordt het fenotype 'bruin'.

Slide 5 - Slide

Bas 2 Chromosomen, genen en eiwitten
Leerdoelen:
  • de relatie tussen chromosomen, genen en eiwitten kennen
  • kunnen toepassen dat alle eigenschappen in alle cellen aanwezig zijn
  • kunnen toepassen dat niet alle genen gebruikt worden in alle cellen

Slide 6 - Slide

homologe chromosomen

Slide 7 - Slide

gen als deel van chromosoom en plek waar eigenschap ligt
allel als vorm waarin het gen voorkomt

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

gewone celdeling

Slide 11 - Slide

Elke cel bevat alle genen, dus in elke cel informatie voor oogkleur, maar informatie voor oogkleur alleen gebruikt in oogcellen. Daar staat het gen 'aan', verder overal 'uit'.
Als een gen 'aan' staat, wordt een eiwit gemaakt volgens de code op het DNA.

Slide 12 - Slide