This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Herhalen H7
Hoe groot is onze wereld?
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Noem een fairtrade product.
Slide 3 - Open question
Welke vorm van hulp is structurele hulp?
A
voedsel sturen
B
kleding sturen
C
tenten bouwen
D
scholen bouwen
Slide 4 - Quiz
Koop Fair Trade producten.
Boeren krijgen betere prijzen voor producten.
Leefomstandigheden verbeteren.
Kuinnen machines kopen of kinderen naar school sturen
Toekomst ziet er beter uit.
Slide 5 - Drag question
Het nationaal inkomen van Nederland is €688 miljard. Er zijn 17,1 miljoen inwoners. Bereken het inkomen per hoofd van de bevolking tip? Maak van beiden miljoenen....
Slide 6 - Open question
Welke vorm van hulp is noodhulp?
A
tractoren sturen
B
voedsel sturen
C
geld sturen
D
huizen bouwen
Slide 7 - Quiz
Wel of geen invoerrechten betaal je invoerrechten als je een online een computer in de VS koopt
A
Je betaalt wel invoerrechten
B
je betaalt geen invoerrechten
Slide 8 - Quiz
Wat is goedkoper voor Nederlandse bedrijven?
A
Handelen met een bedrijf in Italië, omdat je dan geen invoerrechten betaalt
B
Handelen met een bedrijf in de VS
C
Maakt niet uit. Het is allebei even duur
Slide 9 - Quiz
Heb je een paspoort nodig om binnen de EU te reizen?
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quiz
Europese Unie
invoerrechten
protectie
vrijhandel
eurozone
Aantal landen van de Europese Unie die de euro als munteenheid hebben
je mag pruducten in- en uitvoeren zonder invoerrechten te betalen
maatregelen om bedrijven in eigen land te beschermen tegen concurrentie uit andere landen
Belasting die je aan de grens betaalt als je producten invoert
groep Europese landen die vooral op economischgebied samenwerken
Slide 11 - Drag question
Wel of geen invoerrechten betaal je invoerrechten als je speelgoed in China bestelt
A
Je betaalt wel invoerrechten
B
Je betaalt geen invoerrechten
Slide 12 - Quiz
Europese Unie
Buiten de Europese Unie
Groot Brittanië
Nederland
paspoort
geen wisselkoers
vrij verkeer van mensen
eurozone
Wisselkoers
euro
Slide 13 - Drag question
wat is GEEN voorbeeld van protectie?
A
contingentering
B
uitvoerrechten
C
exportsubsidie
D
invoerrechten
Slide 14 - Quiz
Welk voordeel hebben wij door het gebruik van de euro?
A
Alles is nu goedkoper.
B
We hoeven geen geld te wisselen als we binnen de EMU op vakantie gaan.
C
Je kunt nu in alle landen met de PIN betalen.
D
Nederland kan nu beter met alle landen handelen.
Slide 15 - Quiz
Wel of geen invoerrechten betaal je invoerrechten als je kleding bij een bedrijf in Italië koopt?
A
Je betaalt wel invoerrechten
B
Je betaalt geen invoerrechten
Slide 16 - Quiz
Je praat officieel over de E.M.U Wat staat die M voor en leg dit uit
Slide 17 - Open question
Antwoord:
Alle landen die de euro hebben als hetzelfde betaalmiddel
Slide 18 - Slide
a. Landen die naar verhouding weinig in- en uitvoeren hebben een ...... economie. b. Nederland heeft een ...... economie
A
a. open
b. open
B
a. gesloten
b. gesloten
C
a. open
b. gesloten
D
a. gesloten
b. open
Slide 19 - Quiz
Import of export? "Action" koopt producten uit China
A
Import
B
Export
Slide 20 - Quiz
Wat is een open economie?
A
dichte grenzen
B
open grenzen
C
helemaal geen grenzen
D
Afhankelijk van de import en de export
Slide 21 - Quiz
Als de wisselkoers van de € stijgt, dan ...
A
wordt de € duurder
B
dan wordt de € goedkoper
Slide 22 - Quiz
Als de €uro duurder wordt welk gevolg heeft dit voor de export?
Slide 23 - Open question
Ik maak gebruik van vreemd geld als ik op vakantie ga naar .....
A
Spanje
B
Griekenland
C
Noorwegen
D
Italië
Slide 24 - Quiz
Welk land heeft een gesloten economie?
A
Duitsland
B
Cuba
C
Noord-Korea
D
Amerika
Slide 25 - Quiz
Welk land heeft een open economie?
A
Rusland
B
Nederland
C
China
D
Noord Korea
Slide 26 - Quiz
Open of gesloten economie?
Kies in onderstaande tekst telkens de juiste woorden.
Nederland heeft een ...1... (gesloten/open) economie, want ons land heeft naar verhouding ...2... (veel/weinig) import en export.
...1...
...2...
gesloten
open
veel
weinig
Slide 27 - Drag question
Wat zijn invoerrechten? Kies het juiste antwoord.
A
Als je producten invoert is dat de belasting die je betaald.
B
Subsidie die je ontvangt als je producten invoert.
C
Belasting die je ontvangt als producten invoert.
D
Het recht om van andere landen producten in te voeren.
Slide 28 - Quiz
Kies in de volgende tekst telkens de juiste woorden:
''Met invoerrechten maakt de overheid de ...1... (import/export) van buitenlandse goederen ...2... (duurder/goedkoper). Hierdoor kopen consumenten ...3... (meer/minder) producten uit ons eigen land. Dat is ...4... (wel/niet) goed voor de werkgelegenheid in Nederland.''
...1...
...2...
...3...
...4...
import
export
duurder
goedkoper
meer
minder
wel
niet
Slide 29 - Drag question
Slide 30 - Slide
Bekijk de afbeelding op de vorige dia. Is hier sprake van noodhulp of structurele hulp? Leg uit.
Slide 31 - Open question
Slide 32 - Slide
Bekijk nogmaals de afbeelding.
Welk begrip past het beste bij deze foto? Kies het juiste antwoord.
A
Internationale handel
B
Vreemd geld
C
Europese Unie
D
Protectie
Slide 33 - Quiz
Zijn de volgende beweringen over de euro juist of onjuist?
1. Alle landen van de Europese Unie hebben de euro als munteenheid.
2. Door de euro kun je de prijs van Spaanse producten makkelijker vergelijken met producten uit Nederland.
3. De euro maakt de handel met andere landen van de eurozone duurder.
1.
2.
3.
Juist
Onjuist
Juist
Onjuist
Juist
Onjuist
Slide 34 - Drag question
Het nationaal inkomen van Marokko is € 273,1 miljard. Het land heeft 34 miljoen inwoners.
Bereken het inkomen per hoofd van de bevolking. Rond het bedrag af op hele euro’s.
Slide 35 - Open question
Iemand doet de volgende uitspraak: ''Als je als land veel ziekenhuizen, fabrieken en wegen hebt ben je geen ontwikkelingsland meer. Beargumenteer of je het hier mee eens bent.
Slide 36 - Open question
Slide 37 - Slide
Bekijk de bron met een vicieuze cirkel.
In ontwikkelingslanden zijn veel mensen arm. Zij zitten in een vicieuze cirkel, waardoor het voor hen lastig is om aan die armoede te ontsnappen.
12). Koppel het juiste nummer aan de juiste uitspraak zodat de cirkel klopt.
2.
3.
4.
Laag inkomen
Doen ongeschoold werk
Geen geld voor onderwijs
Slide 38 - Drag question
Denemarken heeft niet de euro, maar de Deense kroon als munteenheid.
- Björn woont in Denemarken. In zijn vakanties komt hij vaak naar Nederland om vrienden te bezoeken. - Meelfabrikant De Zeeuw koopt veel graan uit Denemarken. Wie van hen heeft er nadeel van als de waarde van de Deense kroon stijgt ten opzichte van de euro? Leg je antwoord uit.
Slide 39 - Open question
In de supermarkt betaal je voor hagelslag met het Fairtrade keurmerk iets meer dan voor andere hagelslag van dezelfde kwaliteit.