2M - Wiederholung Kapitel 5

Geef aan de hand van de emoji's aan, hoe moeilijk of makkelijk je de grammatica vindt.
😒🙁😐🙂😃
1 / 54
next
Slide 1: Poll
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Geef aan de hand van de emoji's aan, hoe moeilijk of makkelijk je de grammatica vindt.
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Poll

Guten Morgen, liebe Schüler der 2M!

Slide 2 - Slide


Wie geht es dir heute?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Was machen wir heute?
1.) Wiederholung Grammatik
2.) Üben Vokabeln Seite 84-87

Slide 4 - Slide

1. Grammatik
Seite 53 Modale hulpwerkwoorden müssen, wissen, wollen
Seite 18 Het voltooid deelwoord
Seite 59 Het voltooid deelwoord met een stam die eindigt op -d/-t
Schrift: Vervoegen haben & sein

Slide 5 - Slide

weten

willen
moeten

müssen
willen
wissen

Slide 6 - Drag question

Wat is het gezegde?

Mein Bruder ist vier Jahre alt.

A
het werkwoord: ist
B
de persoon: Mein Bruder
C
het getal: vier

Slide 7 - Quiz

Noteer de hele zin:
Du _____ (müssen) deinen Vater anrufen.

Slide 8 - Open question

Welke vervoeging hoort bij welk persoonlijk voornaamwoord?
Tekst
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
muss
musst
muss
müssen
müsst
müssen

Slide 9 - Drag question

Noteer de hele zin:
Du _____ (wissen), wann sie Geburtstag hat?

Slide 10 - Open question

Noteer hieronder de vervoegingen van het werkwoord "wissen":

Slide 11 - Open question

Noteer de hele zin:
Du _______(wollen) noch eine Schokolade.

Slide 12 - Open question

Welke vervoeging hoort bij welk persoonlijk voornaamwoord?
Tekst
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
will
willst
will
wollen
wollt
wollen

Slide 13 - Drag question

Wat is de vertaling van deze zin?

Weißt du, wie spät es ist?

A
Weet je hoe laat het is?
B
Moet jij later gaan?
C
Wil jij mij later bellen?

Slide 14 - Quiz

Vertaal het werkwoord en vervoeg het. Noteer de hele zin.
Paula ___(moeten) jetzt zum Training.

Slide 15 - Open question

Vertaal het werkwoord en vervoeg het. Noteer de hele zin.
Der Lehrer ___(weten) nicht alles.

Slide 16 - Open question

Vertaal het werkwoord en vervoeg het. Noteer de hele zin.
Wir ___(willen) Pizza essen.

Slide 17 - Open question

Kannst du "müssen, wissen, wollen" verwenden? Welche Note gibt du dir?
010

Slide 18 - Poll

Slide 19 - Slide

Antwoord in hele Duitse zinnen:
Was möchtest du trinken?

Slide 20 - Open question

Antwoord in hele Duitse zinnen:
Was möchtest du als Vorspeise essen?

Slide 21 - Open question

Antwoord in hele Duitse zinnen:
Was möchtest du als Hauptspeise essen?

Slide 22 - Open question

Antwoord in hele Duitse zinnen:
Was möchtest du als Nachtisch?

Slide 23 - Open question

die Nudeln
das Gemüse
die Suppe
die Küche

das Obst
die Torte
die Gurke
de pasta
de groenten
de soep
de keuken
het fruit
de taart
de komkommer

Slide 24 - Drag question

Na klar! Ich kann im Restaurant mein Essen bestellen!

Ik kan de woordenschat van Lektion 1-3
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Ik heb zin in de vakantie.
Nicht wirklich.
Na, klar!
Nein, Schule macht mehr Spaß!
Ich zähle die Tage...

Slide 26 - Poll

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Wat is het stappenplan voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden?
A
1.) Zoek de stam 2.) ge+stam+t
B
Er is geen basisregel
C
1.) Zoek de stam 2.) stam+t
D
1.) Zoek de stam 2.) ge+stam

Slide 29 - Quiz

Er die Musik im Radio _________(hören).

Slide 30 - Open question

Sie hat mir den Weg _____(zeigen)

Slide 31 - Open question

Sie haben Musik _______(machen).

Slide 32 - Open question

De Stamm eindigt op een -d of -t. Wat nu?
A
vier
B
Plak een extra -e tussen stam en uitgang -t
C
fünf
D
sieben

Slide 33 - Quiz

Ich habe am Samstag ___(arbeiten).
A
Ich habe am Samstag gearbeitt
B
Ich habe am Samstag gearbeitat.
C
Ich habe am Samstag gearbeitet.

Slide 34 - Quiz

Sarah hat das Baby ___(baden)

Slide 35 - Open question

Wir haben eine Stunde ____(reden)

Slide 36 - Open question

Hoe gaat het gebruiken van het voltooid deelwoord?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Slide 38 - Slide

Noteer acht Duitse woorden die bij het ontbijt horen. Vergeet het lidwoord niet!

Slide 39 - Mind map

Vertaal: Als ontbijt eet ik muesli met yoghurt.

Slide 40 - Open question

Vertaal: In de pauze koop ik karnemelk.

Slide 41 - Open question

Vertaal: Ik drink nooit chocolademelk.

Slide 42 - Open question

Vertaal: Ik neem een appel mee.

Slide 43 - Open question

Vertaal: Ik eet graag een broodje kaas.

Slide 44 - Open question

Beheers je de woordenschat rond het thema "ontbijt"? (Kapitel 5.6.)
010

Slide 45 - Poll

Slide 46 - Slide

Wat de voltooide tijd van "haben" en "sein"?
-> zie Infoslide haben&sein

Slide 47 - Open question

Ik heb heimwee gehad.
A
Ich habe Heimweh haben.
B
Ich habe Heimweh gehabt.
C
Ich habe Heimweh gehaben.

Slide 48 - Quiz

Tekst
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
bist
sind
seid
sind

Slide 49 - Drag question

Wat is de juiste vervoeging van:
hij heeft
A
er habt
B
er hab
C
er hat

Slide 50 - Quiz

Tekst
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 51 - Drag question

Fertig...

...aber die Stunde ist noch nicht vorbei?
Leer met: community-courses.memrise.com/group/556294 


Slide 52 - Slide

Ende
Bis Dienstag, 1. Juli!

Slide 53 - Slide


Slide 54 - Open question