This lesson contains 28 slides, with text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Qu'est-ce qu'on va faire?
Interroger
Grammaire
Au travail
Les devoirs
But: aan de slag met het bijvoeglijk naamwoord, aan het eind van de les kun je ze gebruiken.
Slide 2 - Slide
Corriger ex. 24 - 26
Page 30
Slide 3 - Slide
Corriger ex. 24a
huisdieren
Lijk je op je huisdier?
Lille
Slide 4 - Slide
Corriger ex. 24b
Bekend
Rocky/Ryan
Rocky is vier jaar, is groot en sportief. Rocky luistert goed en is aardig.
Rocky en Ryan hebben bruin haar en bruine ogen.
Ryan draagt een bril.
Tigrou/Lilly
Tigrou en Lily hebbben rode / rossige haren. Tigrou slaapt veel en is altijd rustig. Tigrou en Lily houden van eten. Tigrou houdt van vis, Lily houdt van chocolade. Tigrou en Lily hebben blauwe ogen.
Slide 5 - Slide
Corriger ex. 24b
Bekend
Speedy/Enzo
Speedy is grappig. Speedy en Enzo huden van chips. Speedy is niet actief/sportief. Enzo en Speedy zijn allebei klein. Enzo en Speedy hebben allebei grijze ogen.
Slide 6 - Slide
Corriger ex. 25a
1 timide
2 content
3 méchant
4 sportif
5 sympa
6 calme
7 drôle
8 triste
9 grand
10 petit
Slide 7 - Slide
Corriger ex. 25b
J’ai un chien, trois chats et quatre poissons. Ik heb een hond, drie katten en vier vissen.
Slide 8 - Slide
Corriger ex. 25c
sympa, méchant
drôle, sérieux
calme, actif
content, triste
Slide 9 - Slide
Grammaire bijvoeglijk naamwoord
Adjectifs
Mon père est grand, mais ma mère n'est pas grande.
Mes cousines ne sont pas petites, mais grandes.
Bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het geslacht (mannelijk, vrouwelijk of meervoud)
Bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.