Tussentest Taalverzorging 1F Module 1

Je kan het!
Tussentest Taalverzorging 1F module 1
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandstestMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Je kan het!
Tussentest Taalverzorging 1F module 1

Slide 1 - Slide

In deze tussentest:
  • Welke letter(s): tweetekenklanken, combinaties, s of z, p of b, d of t.
  • Meervouden
  • Bezits-s
  • Samenstellingen
  • Werkwoorden: stam en vervoegen.
  • Grammatica: persoonsvorm, onderwerp, gezegde, hele werkwoord en zinsdelen.

Slide 2 - Slide

Kies de juiste letter(s):
v...rboot
A
ee
B
i

Slide 3 - Quiz

Kies de juiste letter(s):
wenkbr...w
A
au
B
ou

Slide 4 - Quiz

Kies de juiste letter(s):
ver...ikkelijk
A
sr
B
sgr
C
sch
D
schr

Slide 5 - Quiz

Kies de juiste letter(s):
he...zucht
A
b
B
p

Slide 6 - Quiz

Kies de juiste letter(s):
mui...en
A
s
B
z

Slide 7 - Quiz

Kies de juiste letter(s):
fra..sen
A
d
B
t

Slide 8 - Quiz

Typ het meervoud:
één koala, twee ...

Slide 9 - Open question

Typ het meervoud:
één ei, twee ...

Slide 10 - Open question

Typ het meervoud:
één schip, twee ...

Slide 11 - Open question

Typ het meervoud:
één kanon, twee ...

Slide 12 - Open question

Typ de bezitsvorm:
Deze hond is van Yara, het is ... hond.

Slide 13 - Open question

Typ de bezitsvorm:
Deze jas is van Bailey, het is ... jas.

Slide 14 - Open question

Typ de juiste letter(s):
pos...ode

Slide 15 - Open question

Typ de juiste letter(s):
han...oek

Slide 16 - Open question

Typ de (aangepaste) stam van het werkwoord:
bemoeien

Slide 17 - Open question

Typ de (aangepaste) stam van het werkwoord:
beloven

Slide 18 - Open question

Vervoeg het werkwoord in de zin:
Vorige week [zitten] er een poes in de tuin.

Slide 19 - Open question

Vervoeg het werkwoord in de zin:
Gisteren [vragen] de jongens of ik erbij kwam zitten.

Slide 20 - Open question

Vervoeg het werkwoord in de zin:
Vroeger [praten] jij altijd zo hard.

Slide 21 - Open question

Vervoeg het werkwoord in de zin:
[Raden] eens hoe veel kilometer ik heb gerend.

Slide 22 - Open question

Wat is de persoonsvorm in de zin?

'Hebben de sporters genoeg rust genomen?'
A
de sporters
B
genomen
C
hebben
D
rust

Slide 23 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin?

'Ik zal mijn uiterste best doen.'

Slide 24 - Open question

Wat is het onderwerp in de zin?

'Wil je morgen met ons mee naar het zwembad?'
A
morgen
B
je
C
ons
D
zwembad

Slide 25 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin?

'Die twee meisjes zijn beste vriendinnen.'

Slide 26 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?

'Op 2 april zal mijn zus 18 jaar worden.'
A
zal
B
worden
C
zal worden
D
zal 18 jaar worden

Slide 27 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?

'Ik ga vanmiddag een eindje wandelen.'

Slide 28 - Open question

Welke stelling over de zin is juist?

'We kunnen de eerste prijs wel vergeten.'
A
kunnen = persoonsvorm en vergeten = hele werkwoord
B
kunnen = persoonsvorm en vergeten = persoonsvorm
C
kunnen = hele werkwoord en vergeten = hele werkwoord
D
kunnen = hele werkwoord en vergeten = persoonsvorm

Slide 29 - Quiz

Wat is het hele werkwoord in de zin?

'We mochten niet meer schaatsen op het dunne ijs.'

Slide 30 - Open question

Welke verdeling in zinsdelen is juist?

'De vier vriendinnen gingen op vakantie naar Ibiza.'
A
De vier | vriendinnen | gingen op vakantie | naar Ibiza.
B
De vier vriendinnen | gingen op vakantie | naar Ibiza.
C
De vier | vriendinnen | gingen | op vakantie | naar Ibiza.
D
De vier vriendinnen | gingen | op vakantie | naar Ibiza.

Slide 31 - Quiz

Welke verdeling in zinsdelen is juist?

'Bij deze opdracht moet je goed opletten.'
A
Bij | deze opdracht | moet | je | goed | opletten.
B
Bij | deze opdracht | moet | je goed opletten.
C
Bij deze opdracht | moet | je | goed opletten.
D
Bij deze opdracht | moet je | goed opletten.

Slide 32 - Quiz

De toets is afgelopen.

Slide 33 - Slide