Unidad 1, 2 & 3 (vocabulario & gramática)

Unidad 1, 2 & 3 (vocabulario & gramática)
1 / 46
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 4

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 6 min

Items in this lesson

Unidad 1, 2 & 3 (vocabulario & gramática)

Slide 1 - Slide

Eindelijk
A
al final
B
por fin
C
el fin
D
finalmente

Slide 2 - Quiz

De straat, de weg
A
la moneda
B
el kilómetro
C
el lugar
D
la carretera

Slide 3 - Quiz

Droog
A
seco
B
templado
C
lindo
D
lluvioso

Slide 4 - Quiz

daar
A
aquí
B
allí
C
acá

Slide 5 - Quiz

Meer dan (+ getal)
A
más de
B
más que

Slide 6 - Quiz

Het Westen
A
el oeste
B
el este

Slide 7 - Quiz

Iedereen
A
todo el mundo
B
la gente

Slide 8 - Quiz

Bovendien
A
por ejemplo
B
por fin
C
siempre
D
además

Slide 9 - Quiz

Daarom

Slide 10 - Open question

Vlakbij

Slide 11 - Open question

Hebben

Slide 12 - Open question

Het meer

Slide 13 - Open question

Er is geen/er zijn geen

Slide 14 - Open question

Grootste

Slide 15 - Open question

De portie

Slide 16 - Open question

De planeet

Slide 17 - Open question

hoog (mannelijk)

Slide 18 - Open question

De zin (om iets te doen)

Slide 19 - Open question

het maakt niet uit

Slide 20 - Open question

Elke dag

Slide 21 - Open question

de markt

Slide 22 - Open question

Het antwoord

Slide 23 - Open question

Het oerwoud/het regenwoud

Slide 24 - Open question

Ook

Slide 25 - Open question

Het is koud

Slide 26 - Open question

Ik wil (1 woord)

Slide 27 - Open question

De stad

Slide 28 - Open question

De kleding

Slide 29 - Open question

De tafel

Slide 30 - Open question

De achternaam

Slide 31 - Open question

Koken

Slide 32 - Open question

kijken, zien

Slide 33 - Open question

En Barcelona .... una catedral
A
es
B
hay
C
está

Slide 34 - Quiz

En México .... ruinas mayas
A
es
B
hay
C
está

Slide 35 - Quiz

En París .......... la torre Eiffel
A
es
B
hay
C
está

Slide 36 - Quiz

Argentina ....... un país muy grande
A
es
B
hay
C
está

Slide 37 - Quiz

¿........... es el país más grande de Europa?
A
qué
B
cuál
C
cuáles

Slide 38 - Quiz

¿........... es el Machu Picchu?
A
qué
B
cuál
C
cuáles

Slide 39 - Quiz

¿........... bebida te gusta?
A
qué
B
cuál
C
cuáles

Slide 40 - Quiz

¿........... está la piscina?
A
por qué
B
adónde
C
dónde
D
cuándo

Slide 41 - Quiz

¿........... cuestan estos zapatos?
A
cuánto
B
cuántos
C
cuántas

Slide 42 - Quiz

En Valencia hay ............. naranjos
A
mucho
B
muchos
C
mucha
D
muchas

Slide 43 - Quiz

Vertaal in 1 woord: jij wilt

Slide 44 - Open question

Vertaal in 2 woorden: wij heten

Slide 45 - Open question

Vertaal in 1 woord: jullie zijn (permanent)

Slide 46 - Open question