L'adverbe

4. Het bijwoord 

L'adverbe 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4. Het bijwoord 

L'adverbe 

Slide 1 - Slide

 4.1. Het gebruik van het bijwoord 

A) Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord 

Slide 2 - Slide



Geef enkele voorbeelden van zinnen in het Frans

Slide 3 - Slide

B) Een bijwoord zegt iets over :  
1) een werkwoord 
2) een bijvoeglijk naamwoord 
3) een ander bijwoord 
4) een hele zin 

Slide 4 - Slide

1) Een werkwoord 
- Jacques répond poliment.
-  Nous jouons tranquillement. 

Slide 5 - Slide

2) Een bijvoeglijk naamwoord 
- La maison est entièrement blanche. 
- Célina est vraiment gentille. 
- Ce chien est certainement dangereux. 

Slide 6 - Slide

3) Een ander bijwoord 
- Marine travaille vraiment bien.
- Elles mangent extrêmement mal. 
Il va heureusement mieux. 

Slide 7 - Slide

4) Een hele zin 
- Heureusement, il n'est pas malade. 
- Malheursement, mon chemin a disparu. 

Slide 8 - Slide

J'ai tranquillement joué dans la parc
A
Werkwoord
B
Hele zin

Slide 9 - Quiz

Ma soeur est très belle.
A
Werkwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quiz

Vous parlez vraiment bien français.
A
Hele zin
B
Ander bijwoord

Slide 11 - Quiz

Heureusement, j'ai retrouvé mon GSM.
A
Hele zin
B
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Quiz

4.2. De vorming van het bijwoord 
- Bijwoorden  worden afgeleid van de mannelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord. 

Slide 13 - Slide

A. Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een klinker ? 

1) Voeg " + ment" toe 

Slide 14 - Slide

Voorbeelden 
- POLI →  poliment 
- TERRIBLE →  terriblement 

Slide 15 - Slide

B. Eindigt op een medeklinker ? 
1) Maak het eerst vrouwelijk 
2) Voeg "+ ment" toe 

Slide 16 - Slide

Voorbeelden 
- NATUREL →  naturell   →  naturellement 
- SPORTIF →    sportive   →  sportivement

Slide 17 - Slide

J'ai ......... demandé le chemin.
A
seulment
B
seulement
C
seul
D
seulements

Slide 18 - Quiz

Je me sens ....... malade.
A
terribleement
B
terrible
C
terriblment
D
terriblement

Slide 19 - Quiz

4.3. Onregelmatige vormen 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide