2 HV Voorbereiding PW chap 3

Voorbereiding PW chap 3 
Deel A
1 / 43
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo g, t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Voorbereiding PW chap 3 
Deel A

Slide 1 - Slide

Wat is de vertaling van het woord in hoofdletters?
Ce jean est très CHER
A
mooi
B
duur
C
klein
D
lelijk

Slide 2 - Quiz

Wat is de vertaling van het woord in hoofdletters?
Tu connais L'HISTOIRE de ce magasin?
A
de naam
B
de stad
C
de geschiedenis
D
de kleur

Slide 3 - Quiz

Geef de vertaling van het woord in hoofdletters:
Cette robe est MOCHE

Slide 4 - Open question

Geef de vertaling van het woord in hoofdletters:
Je vais PRENDRE ce jean

Slide 5 - Open question

Wat is de vertaling van het woord in hoofdletters?
Je vais porter mon nouveau (TRUI)
A
pull
B
robe
C
vêtement
D
basket

Slide 6 - Quiz

Wat is de vertaling van het woord in hoofdletters:
Il est (VERSLAAFD) à la console

Slide 7 - Open question

Wat is de vertaling van het woord in hoofdletters:
On a été au (WINKELCENTRUM)

Slide 8 - Open question

Vertaal de zin:
Tu fais quelle taille?

Slide 9 - Open question

Vertaal de zin:
Il coute combien?

Slide 10 - Open question

Welk getal is dit?
Soixante-seize

Slide 11 - Open question

Welk getal is dit?
Cent-vingt-sept

Slide 12 - Open question

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 13 - Slide

Welke aanwijzend voornaamwoord moet je gebruiken voor een zelfstandig naamwoord ... 
Aanwijzend voornaamwoord
mannelijk enkelvoud
vrouwelijk enkelvoud
Meervoud 
Ce
Cette 
Ces
Cet

Slide 14 - Drag question

fille
arbre
enfants
bureau
Sleep het aanwijzend voornaamwoord voor het juiste woord.
ce
cette
cet
ces

Slide 15 - Drag question

table
album
enfants
bureau
Sleep het aanwijzend voornaamwoord voor het juiste woord.
ce
cette
cet
ces

Slide 16 - Drag question

Pouvoir/vouloir

Slide 17 - Slide

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'pouvoir' met het onderwerp
peux
peux
peut
pouvons
pouvez
peuvent

Slide 18 - Drag question

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'vouloir' met het onderwerp
veux
veux
veut
voulons
voulez
veulent

Slide 19 - Drag question

Voorbereiding PW chap 3 
Deel B

Slide 20 - Slide

Wat is de vertaling van het woord in hoofdletters?
Il a acheté PLUSIEURS t-shirts.
A
meerdere
B
dure
C
minder
D
prachtige

Slide 21 - Quiz

Geef de vertaling van het woord in hoofdletters:
Il ne veut pas DÉPENSER trop d'argent.

Slide 22 - Open question

Geef de vertaling van het woord in hoofdletters:
Vous avez de nouvelles CHAUSSURES?

Slide 23 - Open question

Wat is de vertaling van het woord in hoofdletters?
Ma mère veut (PROBEREN) cette robe
A
dépenser
B
acheter
C
apprendre
D
essayer

Slide 24 - Quiz

Wat is de vertaling van het woord in hoofdletters?
Il y beaucoup d'(TIENERS) voor de school
A
enfants
B
ados
C
gens
D
garçons

Slide 25 - Quiz

Wat is de vertaling van het woord in hoofdletters:
Je déteste (DE WINTER)

Slide 26 - Open question

Vertaal de zin:
Comment tu trouves ce jean?

Slide 27 - Open question

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 28 - Slide

Welk aanwijzend voornaamwoord moet je gebruiken in het Frans als het woord ...........is
mannelijk enkelvoud
vrouwelijk enkelvoud
Meervoud 
Ce
Cette 
Ces
Cet

Slide 29 - Drag question

Vul het juiste aanwijzend voornaamwoord in:
Il a acheté des cadeaux. ____cadeaux sont pour sa famille.

Slide 30 - Open question

Vul het juiste aanwijzend voornaamwoord in:
Mon père porte un pull noir. _____pull est très confortable.

Slide 31 - Open question

Vul het juiste aanwijzend voornaamwoord in:
Sophie achète une robe. ______robe est rouge.

Slide 32 - Open question

Vul het juiste aanwijzend voornaamwoord in:
Nous allons à l'école (v). ____école est énorme.

Slide 33 - Open question

Vul het juiste aanwijzend voornaamwoord in:
Pierre vend des baskets. ______ baskets sont populaires.

Slide 34 - Open question

Welk getal is dit?
Quatre-vingt-douze

Slide 35 - Open question

Welk getal is dit?
Cinq-cent-trente-cinq

Slide 36 - Open question

Pouvoir & Vouloir

Slide 37 - Slide

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
Nous _____ (kunnen) marcher.

Slide 38 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
Tu _____ (wilt) marcher.

Slide 39 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
Ils _____ (kunnen) manger.

Slide 40 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
Vous _____ (willen) manger.

Slide 41 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
Je _____ (wil) manger.

Slide 42 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
Le prof _____ (kan) enseigner.

Slide 43 - Open question