Prefixes and suffixes

-  I know what prefixes and suffixes are.
-  I can can use prefixes correctly.
-  I can use suffixes correctly.
E: Grammar
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

-  I know what prefixes and suffixes are.
-  I can can use prefixes correctly.
-  I can use suffixes correctly.
E: Grammar

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Prefixes and suffixes are sets of letters that we add to the beginning of a word (prefix) or at the end of a word (suffix). 
Ze veranderen de betekenis van het woord!

Slide 3 - Slide

Prefixes
non-/un-/im-/il-/in-/ir- 
non-profit/illegal/impossible

Re-
return / revisit/ replay

Mis-
miscommunication  

Dis-
disappear
Tegenovergestelde betekenis van het woord

Nog een keer


Negatieve betekenis


Tegenovergestelde betekenis

Slide 4 - Slide

Suffixes
-er
slower, faster, easier 

-ness
kindness, happiness

-ing
painting

-ment
payment
Vergelijking / iemand die iets doet


bijwoord/bijvoeglijk naamwoord wordt zelfstandig naamwoord

product, materiaal of werkwoord naar zelfstandig naamwoord

Werkwoord wordt een zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Slide

Choose the suffix that changes the verb 'buy' into a person that does the action.
A
-ing
B
-ment
C
-er

Slide 6 - Quiz

Verander het werkwoord 'build'. Zet de prefix erbij die 'alweer' betekend

Slide 7 - Open question

Verander het woord 'respect', gebruik de prefix die het woord tegenovergesteld maakt

Slide 8 - Open question

Verander het woord 'happy', gebruik de prefix die het woord tegenovergesteld maakt

Slide 9 - Open question

Verander het woord 'weak' in een zelfstandig naamwoord. Gebruik de suffix 'ness' of 'ing'

Slide 10 - Open question

Verander het woord 'do', gebruik de prefix die 'alweer' betekent

Slide 11 - Open question

How did it go?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll