Poëzie les 1-3 (versie 2)

POËZIE - havo 4
Lesstof:
reader poëzie, beeldspraak & stijlfiguren
begrippenlijst poëzie
1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

POËZIE - havo 4
Lesstof:
reader poëzie, beeldspraak & stijlfiguren
begrippenlijst poëzie

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Aan het eind van de les kun je de kenmerken van poëzie benoemen.
  • Je kunt goed onder woorden brengen waarom iets een gedicht is.
  • Je kunt je mening over een gedicht met argumenten toelichten.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is poëzie?

Slide 4 - Mind map

WAT IS POËZIE?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat maakt dit gedicht zo grappig?

Slide 7 - Open question

Hubert Kornelisz. Poot (18e eeuw)
Hier ligt Poot,
Hij is dood
Dit is poëzie
Dit is geen poëzie

Slide 8 - Poll

Slide 9 - Video

Nooit of niet geweest - Acda en De Munnik
Dit is poëzie
Dit is geen poëzie

Slide 10 - Poll

Paul van Ostaijen
Dit is poëzie
Dit is geen poëzie

Slide 11 - Poll

Slide 12 - Video

Nu denk ik anders over het gedicht van Paul van Ostaijen.
ja
nee

Slide 13 - Poll

Opdracht 2
Gedicht 1 Iemand stelt de vraag - Remco Campert
                                                                     

Slide 14 - Slide

Opdracht 2
Gedicht 4
Vriend - Toon Hermans

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Opdracht 2
Gedicht 5
Eenzame stad - Paul van Ostaijen
vanaf minuut 0.51

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Opdracht 2
Gedicht 6: This varkentje - Edward van den Vendel 
vanaf minuut 8.00

 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Wat is poëzie?
Opdracht 3 en 4 samen maken

Slide 21 - Slide

En nu zelf...        opdr. 3 en 4 blz. 5

Slide 22 - Slide

Gedicht analyseren
Heel systematisch:
1. Formele kenmerken: strofebouw, typografie, metrum en rijm
2. Opvallende syntactische verschijnselen: stijlfiguren
3. Semantische laag: semantische stijlfiguren en vormen van beeldspraak

Slide 23 - Slide

Typografische kenmerken
Versregels 
- alle woorden die op de regel staan
- dichter bepaalt hoe lang deze regel is
- een zin kan dus uit meerdere versregels bestaan

Slide 24 - Slide

Vorm van het gedicht
Tot 1950 vast stramien: de vorm waarin het gedicht geschreven werd stond vast. Dit wordt vormvast genoemd. Bijvoorbeeld: sonnet, limerick, elfje, haiku etc.

Sinds de jaren 50 wordt er geëxperimenteerd met poëzie. Moderne gedichten die dit vaste stramien niet volgen, noemen we vrije verzen. Dichters hebben hier volledige vrijheid.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

Gedicht vs. roman
Gedicht heeft andere vormgeving:
regels worden voortijdig afgebroken en meer wit op de bladspiegel dan een 'normaal' boek.
Gevolg: meer nadruk op bepaalde woorden waardoor je nauwkeuriger leest en zinnen anders kunt interpreteren.

Slide 27 - Slide

Enjambement
(vers)regel afbreken op een plaats waar geen natuurlijke pauze is. Functie hiervan kan zijn: rijmverdoezeling, spanning wekken of betekenis onderstrepen.
                                                                                                 ik wil je
'ik wil je kussen op je bed' leggen                            kussen op je bed
                      
                                                                                                 leggen


Slide 28 - Slide

Strofe
Vergelijkbaar met een couplet. Ze worden gescheiden van elkaar door een witregel. Er zijn ook benamingen voor de strofe:
- Monostichon --> strofe van 1 regel
- Distichon -->  strofe van 2 regels
- Terzet of terzine -->  strofe van 3 regels
- Kwatrijn --> strofe van 4 regels
- Quintet --> strofe van 5 regels
- Sextet --> strofe van 6 regels
- Septet -->  strofe van 7 regels
- Octaaf -->  strofe van 8 regels


Slide 29 - Slide

Metrum
Hiermee wordt de maat van het gedicht bedoeld.
Ritme van beklemtoonde (= stijging stem) en onbeklemtoonde (=daling stem) lettergrepen.

Slide 30 - Slide

Kenmerken gedichten met een vast stramien
Haiku --> drie regels, eerste regel 5, tweede regel 7 en derde regel weer 5 lettergrepen telt.
Limerick: vijf regels met een vast metrum.
Elfje: vijf dichtregels en elf woorden.
Sonnet:

Slide 31 - Slide

Sonnet
'een kort gedichtje', ook wel klinkgedicht
Vorm: veertien regels, vier strofen
Rijmschema: abba-abba-cdc-dcd --> kan variëren, het is in ieder geval wel metrisch.
Inhoud: strofe 1 en 2 gedachtegang, vervolgens inhoudelijk wending ( volta, chute) en laatste strofes is een conclusie of tegenstelling

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Kenmerken van een sonnet zijn:
A
15 versregels en zes strofen
B
14 versregels en zes strofen
C
14 versregels en vier strofen
D
15 versregels en vier strofen

Slide 34 - Quiz

Dit gedichtje is een
A
elfje
B
sonnet
C
haiku
D
Limerick

Slide 35 - Quiz

Strofe met drie regels noem je:
A
terzet
B
terzine
C
quintet
D
distichon

Slide 36 - Quiz

Opdracht 5 t/m 10

Slide 37 - Slide

Klankkenmerken
Traditionele poëzie rijmt vaak, moderne verzen vaak niet. 
Met rijm bedoelen we overeenkomsten in klanken van woorden of beklemtoonde lettergrepen die bij elkaar in de buurt staan.

Slide 38 - Slide

Volrijm
Overeenkomst van klinkers in beklemtoonde lettergrepen:

lach-dag
plant-mand
mannen-kannen
hingen-gingen

Slide 39 - Slide

rijmende lettergrepen
Mannelijke/staand rijm --> laatste lettergreep heeft de klemtoon (staan-gaan, gerust-gekust)
vrouwelijke/slepend rijm --> na beklemtoonde lettergreep volgt nog een onbeklemtoonde lettergreep (gillen-willen, zeilen-mijlen)
Glijdend rijm --> na beklemtoonde lettergreep volgen nog twee onbeklemtoonde lettergrepen (kinderen-hinderen, buigingen-zuigingen)

Slide 40 - Slide

Assonantie
Klinkerrijm, overeenkomst van klinkers van beklemtoonde lettergrepen.

honderd klokken doen Londen bonzen
gedwee met zijn twee naar zee

Slide 41 - Slide

Alliteratie
Medeklinkerrijm, woorden die beginnen met dezelfde medeklinker.

doelloos, desolaat en zonder drift
zeven zwarte zwanen zwaar en zwoegend

Slide 42 - Slide

Bedenk een alliteratie bij je eigen naam

Slide 43 - Open question

Plaats in versregel
Eindrijm--> einde van de versregel
Voorrijm--> volrijm tussen de woorden aan het begin van de versregel
Binnenrijm--> volrijm van woorden binnen een en dezelfde regel
Middenrijm--> volrijm van woorden, midden in de versregel en op dezelfde positie in de volgende regel.

Slide 44 - Slide

Ruisende wanden en schitterende zaken
Bruisende beken en rammelende schalen

Ik ben geboren in zonnegloren

De hemel heeft een zwijn gezonden
dat heeft mijn brein geschonden

Slide 45 - Slide

Rijmschema's
Gepaard rijm = aabb
gekruist rijm = abab
omarmend rijm = abba

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Vul het rijmschema in van het vorige gedicht:

Slide 48 - Open question

Maken opdracht 11 t/m 15

Slide 49 - Slide