Poëzie 4 vwo schooljaar '23

Poëzie 4 vwo schooljaar '23
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Poëzie 4 vwo schooljaar '23

Slide 1 - Slide

poëzie

Slide 2 - Mind map

Aan het einde van deze les...
  1. Weet je het verschil tussen poëzie en proza
  2. Weet je de verschillende soorten en plekken rijm
  3. Weet je wat de verschillende rijmschema's zijn
  4. Kun je verschillende soorten rijm in een gedicht herkennen

Slide 3 - Slide

Proza

Alle teksten waarvan de regellengte afhankelijk is van de bladspiegel (bedrukte deel pagina)
Poëzie

Bij poëzie staat de regellengte los van de bladspiegel (de dichter bepaalt). Een dichter probeert -vaak- met zo weinig mogelijk woorden, zo veel mogelijk te zeggen. 

Slide 4 - Slide

proza
poëzie

Slide 5 - Slide

Andere kenmerken poëzie
  1. Vorm
  2. Beknoptheid
  3. Momentopname
  4. Beeldspraak
  5. Stijlfiguren
  6. Herhaling
  7. Vertelwijze 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

zin = versregel
alinea = strofe
 
2 versregels = distichon
3 versregels = terzet of terzine
4 versregels = kwatrijn
6 versregels = sextet
8 versregels = octaaf

Slide 8 - Slide

Traditionele poëzie

  1. eindrijm
  2. regelmatige strofenopbouw
  3. regelmatige regellengte
  4. leestekens volgens de regels
Moderne poëzie

  1. nauwelijks rijm
  2. onregelmatige strofenopbouw
  3. onregelmatige regellengte
  4. geen leestekens of niet volgens de regels

Slide 9 - Slide

Klassiek of modern?

Slide 10 - Slide


A
Klassiek
B
Modern

Slide 11 - Quiz

Rijm

De plaats waar woorden rijmen in de versregel.
Rijm

De klanken die rijmen.

Slide 12 - Slide

Plaats
1. Beginrijm of voorijm: 
blinkende toortsen en flonkrend kristal,
klinkende kelken en jubelgeschal!
2. Middenrijm
't En zijn de joden niet, heer Jezu, die u kruisten,
noch die verraderlijk u togen voor 't gericht,
noch die versmadelijk u spogen in 't gezicht.
3. Eindrijm
Sint zat te denken
Wat hij jou nu zou schenken

Slide 13 - Slide

Rijmschema eindrijm
Gepaard rijm: aabbcc
Gekruist rijm: abab
Omarmend rijm: abba
Gebroken rijm: abac, abcb
Verspringend rijm: abcabc
Slagrijm: aaaa

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Noteer het rijmschema.

Slide 16 - Open question

Klank
Volrijm: klinkers én medeklinkers rijmen
haten en laten, kopen en lopen
Halfrijm: de klinker óf medeklinkers rijmen
assonantie (klinkerrijm): Lief en diep, druiven en luiken
alliteratie (beginmedeklinkerrijm): rep en roer, heerlijk helder Heineken

Slide 17 - Slide

Aan het einde van deze les...
  1. Weet je het verschil tussen poëzie en proza
  2. Weet je de verschillende soorten en plekken rijm
  3. Weet je wat de verschillende rijmschema's zijn
  4. Kun je verschillende soorten rijm in een gedicht herkennen

Slide 18 - Slide

Poëzie
deel 2

Slide 19 - Slide

Firts things first...
groepen inventariseren 

Slide 20 - Slide

Wat weten we nog?

Slide 21 - Mind map

Noteer bij het onderstaande gedichtfragment welke soorten rijm je allemaal tegenkomt. Onderstreep het rijm en benoem.


Ik ben geboren uit zonnegloren
en een zucht van ziedende zee
die omhoog is gestegen, op wieken van regen,
gezwollen van wanhoop en wee.

Slide 22 - Slide

Ik ben geboren uit zonnegloren --> binnenrijm A
en een zucht van ziedende zee --> alliteratie B
die omhoog is gestegen, op wieken van regen, --> binnenrijm C
gezwollen van wanhoop en wee. --> alliteratie  B

ABCB = verspringend of gebroken rijm

Slide 23 - Slide

Vandaag
ritme
soorten poëzie
stijlfiguren
beeldspraak

Slide 24 - Slide

Ritme

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

Een regelmatig herhaalde combinatie van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen noemen we een metrum. Het zichtbaar maken van het metrum noemen we scanderen.

onbeklemtoonde lettergrepen = v
beklemtoonde lettergrepen = - 
Versvoeten begrenzen we met een /

Slide 27 - Slide

vormen metrum 
Jambe: v-                                     v = onbeklemtoond - = beklemtoond

  v - /          v - /        v - /      v - /        v - /      v
Natuur / is voor/ tevre/denen/ of leg/en
v - /            v - /         v - /       v - /          v -
en dan:/ wat is/ natuur/ nog in/ dit land?/
 

Slide 28 - Slide

vormen metrum 
trochee: -v                                   v = onbeklemtoond - = beklemtoond

  - v /          - v /              - v /               - v
Jantje /zag eens/ pruimen /hangen
- v /       - v /   - v /       -
O, als /eie/ren zo/ groot

Slide 29 - Slide

vormen metrum 
anapest: vv-                                v = onbeklemtoond - = beklemtoond

v v -                            / v v -
Het werd stil /in het woud
v v -                           / v v -
En wel tien / maal zo koud

Slide 30 - Slide

vormen metrum 
dactylus: -vv                              v = onbeklemtoond - = beklemtoond

     - v v                       / - v v
Dood was het/ hout maar het
    - v v                        / v -
hout moest her/leven

Slide 31 - Slide

Ritme
Het begrip ritme is moeilijk te definiëren. Het is de natuurlijke beweging van een zin. Ieder gedicht heeft zijn eigen ritme. Als je een gedicht voordraagt, houd je rekening met het ritme. Soms spreek je langzamer, dan weer sneller. Het eind van de versregel is lang niet altijd een natuurlijke pauze. Soms moet je doorlezen aan het eind van de versregel. Dit heet enjambement. Enjambement kan verschillende effecten hebben: het rijmschema kan erdoor gehandhaafd blijven, maar het kan ook voor een verrassing zorgen.

Slide 32 - Slide

Soorten poëzie
Haiku
Sonnet
Vrij vers
Straatpoëzie

Slide 33 - Slide

Haiku
Haiku is een vorm van Japanse dichtkunst, geschreven in drie regels waarvan de eerste regel 5, de tweede regel 7 en de derde regel weer 5 lettergrepen telt.

Ach oude vijver
de kikkers springen erin
geluid van water

Slide 34 - Slide

Sonnet
Een sonnet (Italiaans sonetto of Provençaals sonet 'liedje') of klinkdicht is een veertienregelig metrisch gedicht. 

Slide 35 - Slide

Petrarca-sonnet
In het oorspronkelijke Italiaanse sonnet, ook wel Petrarca-sonnet genoemd (naar de 14e-eeuwse dichter Francesco Petrarca), zijn de veertien regels verdeeld over vier strofen. De eerste twee strofen bestaan uit vier regels, de kwatrijnen. Samen heten deze strofen het octaaf. De laatste twee strofen hebben elk drie regels, de terzinen genoemd. Een terzine als onderdeel van een sonnet wordt echter een terzet genoemd. Deze twee drieregelige strofen heten samen het sextet. Na het octaaf ligt een inhoudelijke wending, ook wel chute of volta genaamd.   

Slide 36 - Slide

Als dit geen liefde is, wat is het dan?
En als het liefde is, is ze dan goed?
Kan liefde goed zijn, als ze lijden doet?
En is ze slecht, geniet men daar dan van?

Wat klaag ik als ik zelf beslissen kan?
Heeft klagen zin als ik beminnen moet?
O dood die leven geeft, o leed zo zoet,
geniet ik van de dwang van een tiran?

Zo dool ik stuurloos rond op hoge zee,
bij wisselende wind. Mijn schip is zwaar
van twijfel en draagt weinig wijsheid mee,

zodat ik, niet meer wetend wat ik wil,
het gloeiend warm heb in de winter, maar
in hartje zomer van de koude ril.
 




Slide 37 - Slide

Shakespearesonnet
 Het Engelse sonnet bestaat uit drie strofen van elk vier vijfvoetige jamben (kwatrijnen), gevolgd door een strofe van twee regels (distichon). Op welke plaats de volta precies voorkomt, is moeilijker te bepalen. Volgens sommigen is bij het Engelse sonnet geen sprake van een volta of chute, maar wel fungeert het eind-distichon vaak als een conclusie of pointe, volgens anderen, valt de volta na de twaalfde regel. Het laatste couplet bevat tevens de climax. Het door Shakespeare gebruikte rijmschema is abab cdcd efef gg.

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

vrij vers

Vorm van poëzie, ook wel poésie parlante of parlandopoëzie genoemd, waarin de traditionele verstechniek slechts gedeeltelijk of zelfs helemaal niet is aangewend. Het metrum ontbreekt en vaak ook het rijm. De verslengte is onregelmatig, de strofebouw onvast of afwezig.

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Straatpoëzie

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Link

Veel succes met de POëzie!

Slide 44 - Slide