3havo: der- en ein gruppe

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
                Lernziele der letzen Unterrichtsstunden:
1. Je weet het verschil tussen de DER-groep en EIN-groep.
2. Je kent het stappenplan om naamvallen in te vullen.
3. Je kunt zinnen in het Duits onleden.
4. Je herkent de voorzetsels 3e en 4e naamval: MANZ BV en DOFUG
4. Je kunt de benaming van de 1e, 3e, 4e naamval aangeven. 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
                Lernziele der letzen Unterrichtsstunden:
1. Je weet het verschil tussen de DER-groep en EIN-groep.
2. Je kent het stappenplan om naamvallen in te vullen.
3. Je kunt zinnen in het Duits onleden.
4. Je herkent de voorzetsels 3e en 4e naamval: MANZ BV en DOFUG
4. Je kunt de benaming van de 1e, 3e, 4e naamval aangeven. 

Slide 1 - Slide

Der-groep/Ein-groep
Het bepaald lidwoord DER in het Duits en het onbepaald lidwoord EIN kan  verschillende vormen aannemen. Dat noemen we NAAMVALLEN

Slide 2 - Slide

Overzicht der en ein
1
der
ein
mein
die
eine
deine
das
ein
ihr
die
keine
unsere
3
dem
einem
meinem
der
einer
deiner
dem
einem
ihrem
den + n
keinen +n
unseren +n
4
den
einen
meinen
die
eine
deine
das
ein
ihr
die
keine
unsere

Slide 3 - Slide

Voorzetsels + 3

na een voorzetsel met 3e naamval zetten we een woord/uitgang in de 3e naamval:
m:    mit     dem / einem    Bus .... komme ich zu spät.
v:      von    der / einer         Tante ....habe ich diese Tasche.
o:      an      dem / einem      Haus  ..... ist alles schön.
mv:  bei     den / keinen       Passagieren ... ist alles in Ordnung.
voorzetsel 3e naamval zijn: mit-an-nach-zu-bei-von = manz bv

Slide 4 - Slide

Voorzetsels +4
Na een voorzetsel met de 4e naamval, zetten we het lidwoord in de 4e naamval:
m:    für           den / einen   Hund .... habe ich einen Knochen.
v:      durch    die / eine        Hilfe ....habe ich es geschafft.
o:      ohne     die / eine        Kinder  ..... ist alles schön still.
mv:   um        die / keine      Passagiere ....kümmere ich mich.
voorzetsel 4e zijn: durch - ohne - für - um - gegen = dofug

Slide 5 - Slide

Zet het voorzetsel bij de goede naamval 
(manz bv = 3e / dofug = 4e)
3
4
aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
durch
für
gegen
ohne
um

Slide 6 - Drag question

Zinsontleding: onderwerp
Ook de functie in de zin kan de vorm veranderen. 
Onderwerp> 1e naamval (=HIJ)
m: Der / Ein Bäcker backt das Brot.
v: Die / Eine Frau kauft das Brot. 
o: Das / Ein Kind isst das Brot. 
mv: Die / Keine Leute essen das Brot. 

Slide 7 - Slide

Lijdend voorwerp
Lijdend voorwerp > 4e naamval (HEM)
m: Wir sehen den / unseren Bäcker. 
v: Wir kennen die / eu(e)re Frau.
o: Wir grüßen das / Ihr Kind
mv: Wir sehen die / unsere Leute

Slide 8 - Slide

Meewerkend voorwerp
Meewerkend voorwerp > 3e naamval (AAN HEM)
m: Sie gibt dem / einem Bäcker das Geld.
v: Sie gibt der / einer Frau eine Hand.
o: Sie gibt dem / einem Kind ein Apfel.
mv: Sie schickt den / keinen Leuten eine Karte

Slide 9 - Slide

Vertaal: met mijn moeder
A
mit meine Mutter
B
mit meiner Mutter
C
mit mein Mutter

Slide 10 - Quiz

Was hast du für....... (onze Tickets)bezahlt ?
A
unser Tickets
B
unserem Tickets
C
unsere Tickets
D
unseren Tickets

Slide 11 - Quiz

Sie gibt (haar docenten) ein Geschenk.
A
ihr Lehrer
B
ihre Lehrer
C
ihren Lehrern
D
ihre Lehrern

Slide 12 - Quiz

Welke woorden zitten in de ein-groep?

Slide 13 - Open question

Wat moet jij nog doen om het leerdoel van vandaag te behalen?

Slide 14 - Open question