werkwoordspelling

werkwoordspelling
- Je weet het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin
- Je weet hoe je de persoonsvorm(en) kan vinden in een zin.
- Je kent de spellingsregels voor t.t. en v.t

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

werkwoordspelling
- Je weet het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin
- Je weet hoe je de persoonsvorm(en) kan vinden in een zin.
- Je kent de spellingsregels voor t.t. en v.t

Slide 1 - Slide


Wat is de samengestelde zin?
A
Vanuit mijn slaapkamerraam zie ik de maan.
B
Op de tafel staan twee borden met soep.
C
Zij willen het spel graag winnen.
D
De veerpont vaart niet, omdat het stormt.

Slide 2 - Quiz

Een samengestelde zin heeft ...
A
één persoonsvorm
B
twee persoonsvormen

Slide 3 - Quiz

De tegenwoordige tijd is...
A
wat er nu gebeurt
B
wat er in het verleden gebeurde
C
Wat er in de toekomst gebeurt

Slide 4 - Quiz

De persoonsvorm in een samengestelde zin vind je door..
A
De zin vragend te maken
B
De zin te husselen
C
De zin in een andere tijd te zetten
D
Dat hoor je gewoon

Slide 5 - Quiz

De 'tegenwoordige tijd' is NU.
Welke zin is in de tegenwoordige tijd?
A
De kinderen spelen in de tuin.
B
De kinderen speelden in de tuin.

Slide 6 - Quiz


Welk antwoord is goed?
Als jij achttien ...... (worden - tegenwoordige tijd), (worden - tegenwoordige tijd) ....... jij dan ook lid



A
wordt, wordt
B
wordt, word
C
word, wordt
D
word, word

Slide 7 - Quiz

Wat is de verleden tijd van:
Ik was mijn haar.
A
Ik wis mijn haar.
B
Ik wastte mijn haar.
C
Ik waste mijn haar.
D
Ik wasste mijn haar.

Slide 8 - Quiz

Wat is de verleden tijd?
A
wij gaven
B
wij geefden
C
wij geven
D
wij geeften

Slide 9 - Quiz

Zwak of Sterk werkwoord:
spreken
A
sterk
B
zwak

Slide 10 - Quiz

Zwak of sterk werkwoord?

Reizen
A
Zwak
B
Sterk

Slide 11 - Quiz

Zwak of sterk werkwoord?

Lopen
A
Zwak
B
Sterk

Slide 12 - Quiz

Zwak of Sterk werkwoord:
werken
A
sterk
B
zwak

Slide 13 - Quiz

Aan de slag
blz. 208 + 209
opdr. 1 t/m 6

klaar? 
- oefentoets vdw als bn
- leren voor Engels / PO rekenen / PO LOB

Slide 14 - Slide