This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit een koppelwerkwoord (evt. een hulpwerkwoord als persoonsvorm) + een naamwoordelijk deel dat iets zegt over het onderwerp
Je kunt tussen het onderwerp en het naamwoordelijk deel een =-teken zetten.
Voorbeeld: Hij is ziek geweest.
ng=is ziek geweest
Koppelwerkwoorden zijn een vorm van:
zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen (ZWOBBELS)
Hij is een aardige jongen. ng=is een aardige jongen
Zij blijft heel vrolijk. ng=blijft heel vrolijk
Wordt het feestje gezellig? ng=wordt gezellig
Een zin die bestaat uit meerdere persoonsvormen noemen we een samengestelde zin. Een samengestelde zin kan bestaan uit hoofdzinnen en bijzinnen.
In een hoofdzin staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar. Er kan geen ander zinsdeel tussen staan.