Het debat: argumenteren (Zenit)

Debatteren & argumenteren
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Debatteren & argumenteren

Slide 1 - Slide

Ik weet/ken/kan
de rol van elke deelnemer in een debat
wat een debat is
Wat het doel van een debat is
sprekers in een debat kritisch beoordelen en hun argumenten naar waarde schatten
verschillende standpunten en argumenten in een debat onderscheiden

Slide 2 - Slide

Ik weet/ken/kan
mijn standpunt helder en overtuigend verdedigen
argumenten bedenken die mijn standpunt verdedigen
bewijzen zoeken voor mijn argumenten
een gepaste tegenreactie geven op een argument van een ander
gericht luisteren naar het betoog van een ander

Slide 3 - Slide

Chocolade is lekker.
A
feit
B
mening

Slide 4 - Quiz

Mercedes is een Duits automerk.
A
feit
B
mening

Slide 5 - Quiz

Feit
  • objectief
  • controleerbaar
  • bewezen volgens bv. een onderzoek

        over een feit kun je niet van mening verschillen; het is zoals          het is.

Slide 6 - Slide

Mening
  • subjectief
  • niet-controleerbaar
  • ondersteunen met argumenten: ik vind dit, want...

       Je kunt van mening veranderen, zeker wanneer je         gesprekspartner met goede argumenten komt.

Slide 7 - Slide

1. 'Duurzaamheid en klimaatverandering' moet een verplicht vak worden op school. 

Slide 8 - Slide

2. Accounts van influencers die fake news verspreiden, moeten tijdelijk gedeactiveerd worden. 

Slide 9 - Slide

3. Alle WC's op school moeten genderneutraal worden. 

Slide 10 - Slide

Stelling vs standpunt
stelling = uitspraak of bewering 
standpunt = mening over een stelling (pro of contra)

Om een standpunt hard te maken, moet je het aanvullen met argumenten

signaalwoorden: want, immers, aangezien, omdat

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Argumenteren op Instagram

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

We onderscheiden 3 verschillende soorten argumenten. Welke zouden dat kunnen zijn?

Slide 17 - Open question

Soorten argumenten
  1. Emotionele argumenten = persoonlijk + zeggen iets over je eigen gevoelens / emoties.
  2. Morele argumenten = geven aan waarom iets goed of verwerpelijk is en zijn gebaseerd op persoonlijke of maatschappelijke normen en waarden (= gezag).
  3. Rationele argumenten: objectief en gebaseerd op feiten, bewijzen, het gezag van deskundigen. 

Slide 18 - Slide

Opdracht 2 - debat HB p. 287
Groep 1: algemene vragen
Groep 2: gedrag van de debaters
Groep 3: rol van de moderator

Slide 19 - Slide

Redeneerfouten
1. Het misbruik van gezag
2. Een gevolg toeschrijven aan slechts één mogelijke oorzaak
3. Meelopersredenering
4. Argument op de persoon
5. Gebrek aan noodzakelijk verband tussen oorzaak en gevolg
6. Foute veralgemening

Slide 20 - Slide

Oefening p.441

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Stellingen
  1.  Alcohol moet verboden worden voor minderjarigen (-18).
  2.  Sociale media hebben een slechte invloed op jongeren.
  3. Gsm's moeten verboden worden op school. 
  4. Het schooluniform zou terug ingevoerd moeten worden.
  5. Eigen idee? 

Slide 23 - Slide

Welke stelling kies jij?
1: alcohol
2: sociale media
3: gsmverbod
4: schooluniform
5: keuze

Slide 24 - Poll

Verdeling groepen

Slide 25 - Slide

Argument bedenken

Slide 26 - Slide

5 gouden tips

Slide 27 - Slide

5 gouden tips
  1. 3 kernboodschappen
  2. concrete voorbeelden
  3. bewijsmateriaal, bv. betrouwbare cijfers
  4. empathie en respect: luister naar elkaar
  5. wees kritisch en zelfzeker 

Slide 28 - Slide

Aan de slag! 
Je krijgt de overige tijd van de les om een goede argumentatie uit te werken rond jullie standpunt.

Tijdens de volgende les gaan we met elkaar in debat! 
Wie wint het debat? 

De kijkers beoordelen bovendien de sprekers op de kwaliteit van de argumenten, hun houding en overtuigingskracht.

Slide 29 - Slide

Het debat
Je voert tijdens de les het debat. Het debat duurt ongeveer 5 minuten. Je argumenteert waarom je voor of tegen de stelling bent en tracht de tegenpartij te overtuigen van jouw mening. Je staat kritisch tegenover de argumenten van de tegenpartij en tracht die te weerleggen waar mogelijk. 

De andere leerlingen beoordelen jou op de kwaliteit van je argumenten, jouw overtuigingskracht en jouw houding.

Slide 30 - Slide

Samenvatting

Slide 31 - Slide