H3 Les 11 (2 maa)

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Welkom in de les

Wat heb je nodig vandaag?

Aandacht

Online methode, PO

Wat gaan we doen?

• Uitleg 3.4 
  
• Werken aan opdrachten

Lesdoelen

Aan het einde van de les:

- kan je berekeningen maken met energie en vermogen.

Wat verbruikt meer energie?

Een maaltijd opwarmen in de magnetron

Een lamp een hele dag laten branden

Hoelang staat elk apparaat aan?

3 minuten

15 uur

Hoeveel is het energie verbruik per seconde?

800 W

8.5 W

Hoeveel is het energie verbruikt per seconde?

800 W

8.5 W

1W=1​s​​J​​

Hoeveel is het energie verbruik per seconde?

800 W tijdens 3 minuten

8.5 W tijdens 15 uur

Hoeveel is het energie verbruik per seconde?

800 W tijdens 3 minuten

8.5 W tijdens 15 uur

Hoeveel is het energie verbruik per seconde?

800 x (3 x 60) = 144 000 J

8,5 x (15x60x60) = 459 000 J 

Hoeveel is het energie verbruik per seconde?

800 x (3 x 60) = 144 000 J

8,5 x (15x60x60) = 459 000 J 

De lamp heeft meer energie verbruikt!

Vermogen

Hoeveel energie een apparaat per second verbruikt noemen we het vermogen van het apparaat.

vermogen=​tijd​​energie​​

P=​t​​E​​

Vermogen

P=​t​​E​​

P, het vermogen in watt (W)

E, de energie in joule (J)

t, de tijd in seconde (s)

P, het vermogen in watt (kW)

E, de energie in joule (kWh)

t, de tijd in uur (h)

Vermogen

P=​t​​E​​

P:          1000 W = 1 kW

E:   3 600 000 J = 1 kWh

t:             3600 s = 1 h

Wat heeft vermogen met elektriciteit te maken?

Tot nu toe

Spanning (U) geeft aan hoeveel energie de elektronen mee krijgen.

Stroomsterkte (I) geeft aan hoeveel elektronen er per seconde door een draad gaat.

Vermogen

vermogen=spanning⋅stroom

P=U⋅I

Samenvatting

Vermogen geeft aan hoe snel een apparaat energie verbruikt.

 

P=​t​​E​​

P in W

E in J      of 

t in s

P in kW

E in kWh

t in h

P=U⋅I

P in W

U in V

I in A 

vermogen=spanning⋅stroom

vermogen=​tijd​​energie​​

Aan de slag

Hoofdstuk 3

opdracht 

49, 51, 52, 54

• Huiswerk voor morgen