Medicatie in de palliatieve en terminale fase

Medicatie in de palliatieve en terminale fase
1 / 32
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Medicatie in de palliatieve en terminale fase

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welke medicatie wordt veel gegeven in de palliatieve en terminale fase?

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Medicatie in de palliatieve en terminale fase
Deze LessonUp gaat dus over medicatie, er zijn natuurlijk ook veel niet-medicamenteuze interventies, denk daar altijd aan. deze worden echter niet in deze les besproken.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Benzodiazepine
Morfine
Antipsychotica
Dyspneu
Slaapproblemen
Pijn
Angst 
Misselijkheid

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Zijn er nog meer problemen in de palliatieve en terminale fase waarvoor medicatie ingezet kan worden?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Problemen in palliatieve fase:

  • pijn
  • dyspnoe
  • misselijkheid
  • slaapproblemen
  • angst
Nog meer......

  • vermoeidheid
  • obstipatie
  • diarree
  • hoesten
  • delier
  • hikken
  • droge mond
  • somberheid
  • oedeem
  • jeuk
  • duizeligheid
  • ..........


https://palliaweb.nl/richtlijnen-palliatieve-zorg/richtlijn/algemene-principes-palliatieve-zorg/symptomen-en-syndromen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Pijn
Complex probleem
- oorzaak nog te behandelen?
- beïnvloedende factoren?
- nociceptieve en neuropatische pijn

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat is nociceptieve pijn?
A
pijn door weefselschade
B
pijn door zenuwschade
C
pijn veroorzaakt door psychische klachten
D
pijn van missend lichaamsdeel

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Neuropathische pijn wordt vaak ervaren als.....
A
Aanvalsgewijs, diepe of knijpende pijn
B
Een brandend of elektrisch schietend gevoel

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Nociceptieve pijn = weefselpijn
Acute nociceptieve pijn is pijn die direct optreedt bij niet-neurogene weefselbeschadiging. 
- Zorgt in de regel voor een adequate lichamelijke reactie: men probeert te voorkomen dat men met de stimulus in aanraking komt.
- Pijn verdwijnt vaak door onderliggende aandoening te behandelen.
- Pijnbeleving is subjectief.
- Visceraal (organen) of somatisch (huid, spieren of botten).

-> (dreigende) chronische pijn

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Neuropatische pijn = zenuwpijn
Is het gevolg van een beschadiging of ziekte van het perifere of het centrale zenuwstelsel. 
Voorbeelden zijn pijn als gevolg van:

  • diabetische (poly)neuropathie
  • postherpetische neuralgie
  • trigeminusneuralgie
  • polyneuropathie
Komt vaak in combinatie voor met nociceptieve pijn.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Welk medicijn hoort in welke medicijngroep? 
sterk opioïd injectie
NSAID
zwak opioïd
sterk opioïd lang werkend
sterk opioïd oraal

snel werkend opioïd neusspray
buprenorfine
Instanyl
Hydromorfon
naproxen
Oramorph
OxyContin
tramadol
Oxynorm
ibuprofen
fentanyl pleister

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Nociceptieve pijn
Stap 1: paracetamol 3 dd 1000 mg evt. in combinatie NSAID (niet bij slechte nier- en/of leverfunctie en hartfalen)
Stap 2: opioïd + medicatie voor doorbraakpijn (evt. icm stap 1) + laxans
Stap 3: opioïdrotatie bij onvoldoende effect en/of onacceptabele bijwerkingen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Neuropatische pijn
Stap 1: sterk werken opioïd (bij combinatie nociceptieve en neuropatische pijn)
Zuiver neuropatische pijn:
Stap 2: (sla stap 1 over) Anti-epilepticum of antidepressivum

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wat is de medicamenteuze symptomatische behandeling van dyspneu in de terminale fase?
A
Ventolin
B
Morfine
C
Diazepam
D
Prednison

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Dyspneu
Dyspneu komt voor bij 35% van de patiënten met kanker in de palliatieve fase. 
Dyspneu komt voor bij:
• 94% (range 56-98%) van de patiënten met een gevorderd stadium van COPD
• 72% (range 18-88%) van de patiënten met een gevorderd stadium van hartfalen
• 52% (range 5-82%) van de patiënten met eindstadium van nierfalen
Dyspneu komt voor bij:
• 12-52% van de patiënten met dementie
• 11-62% van de patiënten met Aids
• 81-88% van de patiënten met motor neuron disease
• 26% van de patiënten met multipele sclerose

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Behandeling dyspneu
  • Morfine

  • Eventueel corticosteroïden
  • Bij onvoldoende effect morfine of veel angst benzodiazepine
  • Refractaire dyspneu -> palliatieve sedatie

Acuut ontstane dyspnoe overweeg proefbehandeling zuurstof

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Oorzaken misselijkheid?

Slide 18 - Mind map

This item has no instructions

Misselijkheid
Indien mogelijk behandeling van de oorzaak:
- abdominaal (vertraagde maagontlediging, obstipatie, ileus, ascites, metastasen,...)
- chemisch/metabool (medicatie, chemotherapie, electrolytstoornis, nierfunctie,...)
- cerebrale/psychologische oorzaken (hersenmetastasen, invloed geur en smaak, heftige angst,...)
- vestibulaire oorzaken (zelden)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Misselijkheid
Stap 1: metoclopramide, domperidon of haloperidol
Stap 2: dexamethason
Stap 3: levomepromazine of olanzapine, ondansteron of granisteron

Als psychische factoren meespelen gecombineerd met benzodiazepine

Toedieningsvorm kan een grote rol spelen in de keuze

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Welke van de onderstaande medicijnen is een relatief kortwerkende benzodiazepine?
A
Oxazepam
B
Diazepam
C
Midazolam
D
Temazepam

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Cumulatie bij slaapmedicatie komt bij ouderen vaak voor. Wat is cumulatie?
A
tegenovergestelde reactie
B
vallen
C
aspiratie
D
opstapeling

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een rebound effect van slaapmedicatie?
A
ontwennings-verschijnselen
B
niet optreden van een effect
C
terugkeren klachten
D
versterkte werking

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Slaapproblemen
1e keus
- temazepam
- lormetazepam
- lorazepam
2de keus
- midazolam
- zolpidem
- zopiclon
3de keus:
antidepressivum - mirtazapine (bij ook angst en depressieve klachten) of amitriptyline (bij ook neuropatische pijn)

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Bijwerking benzodiazepines ​

Sufheid/slaperigheid overdag​
Concentratieproblemen​
Emotionele afvlakking​
Vergeetachtigheid
Spierzwakte​
Risico op vallen​
Reboundeffect

Gewenning
Verslaving








Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Medicamenteuze behandeling angst
  • Benzodiazepines
- hypnotica
- anxiolytica
Het beste slaapmiddel werkt kort na inname, in elk geval binnen een half uur, en werkt niet te lang, hoogstens acht uur. 
Een angstwerend middel hoeft niet zo snel te werken, als het maar tamelijk constant werkt. Het is lastig als het erg kort werkt, want dan moet men steeds opnieuw een pil nemen.

  • SSRI (citalopram, escitalopram of sertraline) of mirtazapine

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Problemen in palliatieve fase:

  • pijn
  • dyspnoe
  • misselijkheid
  • slaapproblemen
  • angst
Nog meer......
  • vermoeidheid
  • obstipatie
  • diarree
  • hoesten
  • delier
  • hikken
  • droge mond
  • somberheid
  • oedeem
  • jeuk
  • duizeligheid
  • koorts
  • ..........


https://palliaweb.nl/richtlijnen-palliatieve-zorg/richtlijn/algemene-principes-palliatieve-zorg/symptomen-en-syndromen

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Behandeling vermoeidheid
Corticosteroïden
Dexamethason (stop de behandeling na een week indien er geen effect is opgetreden).
Psychostimulantia
Methylfenidaat bij tevens aanwezige depressie en korte levensverwachting waarvoor inzet van reguliere antidepressiva niet zinvol is.
(Kan ook voorgeschreven worden om sufheid morfine tegen te gaan)
Antidepressiva
Alleen als er ook sprake is van een bijkomende depressie.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

SPOED medicatie
Acute levensbedreigende complicatie (bijv. dreigende verstikking of acute heftige verbloeding) -> palliatieve sedatie midazolam, indien tevens pijn/dyspneu ook morfine en/of zuurstof
Acuut braken -> haloperidol of dexamethason 
Acute onrust of agressie (delier) -> haloperidol
Acute angst -> lorazepam
Insult -> diazepam

file:///C:/Users/HSK1910/Downloads/Spoedkaart-Medicatie-acute-palliatieve-sitiaties.pdf

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Refractaire symptomen zijn indicatie voor palliatieve sedatie
Ook bij optimale palliatieve zorg komen in de terminale fase van een ziekteproces situaties voor waarbij de behandeling niet leidt tot voldoende verlichting van symptomen. 
Men spreekt dan van refractaire symptomen. 
Het gaat daarbij bijvoorbeeld om ernstige vormen van onrust, benauwdheid, pijn, misselijkheid, braken, angst en delier. 


Begripsbepaling - Richtlijnen Palliatieve zorg (palliaweb.nl) 

Slide 30 - Slide

De zorgvrager lijdt ernstig en kan wanhopig worden, de naasten kunnen het lijden van hun partner, ouder of familielid vaak moeilijk aanzien en de behandelaars en zorgverleners hebben soms het gevoel te falen. In de laatste jaren wordt het ernstige lijden kort voor het overlijden minder geaccepteerd door de patiënt/zorgvrager en/of hun familieleden/naasten.
Lijden wordt vaak als betekenisloos ervaren en er wordt een beroep gedaan op de arts(en) die het lijden kunnen verlichten. De behandelaars kunnen in deze situaties onder voorwaarden besluiten tot wat palliatieve sedatie genoemd wordt: het in geringe of meerdere mate, eventueel kortdurend, of intermitterend verlagen van het bewustzijn met behulp van sedativa (slaapmiddelen). Het doel is het lijden te verlichten en niet het leven te beëindigen.
SPOED anders dan medicatie geven
Acute levensbedreigende complicatie (bijv. dreigende verstikking of acute heftige verbloeding) -> zijligging, ambulance/arts
Acute dyspneu -> houding halfzittend, ventilator, zuurstof (ophogen), ademhalings- en ontspanningsoefeningen
Acute pijn -> afleiding, kou of warmte, ademhalings- en ontspanningsoefeningen
Acuut braken -> voorkomen aspiratie, geven anti-emetica, gebitsprothese verwijderen, ondersteunen,  zijligging
Acute onrust, agressie (delier) of angst -> rust, niet alleen laten, zorg voor aanwezigheid van vertrouwde personen
Insult -> voorkom letsel (omgeving), tijd bijhouden, controles

Aanwezig zijn en rust uitstralen


Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Andere 'middelen'

Gember - misselijkheid
Cannabis - pijn en angst
Speekselsubstituten - mondverzorging

Geestelijk verzorger - zingeving

Overleggen met arts:
Verwijzing pijnpoli: epiduraal, spinaal, blokkade
Epley-manoeuvre - duizeligheid
Valsalva-manoeuvre - hik
Ascitesdrainage - punctie door arts
..........

Slide 32 - Slide

This item has no instructions