P2

11/11: Welkom!
Pak vast je schrift, lesboek en leesboek 
....en start met lezen.
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

11/11: Welkom!
Pak vast je schrift, lesboek en leesboek 
....en start met lezen.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen? 
- een beetje bijkomen van de toetsweek!
- naar de studiewijzer kijken voor de komende periode,
- lezen van een verhaal uit het lesboek + opdracht

--> cijfers toets toetsweek hopelijk morgen!
--> boekopdracht volgende week donderdag (19 nov.)

Slide 2 - Slide

Aan de slag!
Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?

WAT? Boek blz. 106
EN DAN? Om de beurt lezen we een stukje van het verhaal.
DAARNA? We gaan het verhaal bespreken.

Slide 3 - Slide

16/11 Welkom!
Pak vast je schrift, lesboek en leesboek (eventueel eentje van tafel om te lenen)

....en start met lezen.

Slide 4 - Slide

Vandaag:
- bespreken fictiebegrippen;
- herhalen spelling en grammatica.


--> donderdag: boekopdracht maken.

Slide 5 - Slide

Onderwerp en persoonsvorm          
Wat weten we nog?

Slide 6 - Slide

Hoe vind je de pv?
- tijdproef --> pv verandert
- getalproef (zet de zin in het meervoud, de pv verandert)
- vraagproef --> pv komt vooraan te staan

De kleuters hebben zich gisteren als Sinterklaas verkleed.

Slide 7 - Slide

Werkwoorden
Is het werkwoord dat je moet vervoegen de persoonsvorm? --> JA -->  t.t. of v.t
NEE --> voltooid deelwoord of infinitief (= hele ww)

1. Die kleine jongen schilder... een prachtig schilderij.
2. Die kleine jongen heeft een prachtig schilderij geschilder...
3. Die kleine jongen is een prachtig schilderij aan het schilderen

Slide 8 - Slide

Onderwerp (ond)
- Staat meestal naast de persoonsvorm.
- Verandert mee met de persoonsvorm bij getalproef:

Mijn hond blaft tegen de kat.
Mijn honden blaffen tegen de kat.



Wie verandert? ---> Julius = onderwerp 

Slide 9 - Slide

O
PV
Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar in een HOOFDzin!

Voorbeeld:
Jan weet alles beter.
Jij hebt geen hond.
Zij zijn een tweeling.

Slide 10 - Slide

De hele tijd zaten de leerlingen bij elkaar af te kijken. Wat is het onderwerp in deze zin?
A
de hele tijd
B
de leerlingen
C
bij elkaar
D
af te kijken

Slide 11 - Quiz

Het liefste eet ik elke dag een lekker broodje van de 'Kippie'. Wat is het onderwerp?

Slide 12 - Open question

De voetballende jongens scoorden het ene na het andere doelpunt. Benoem de persoonsvorm.

Slide 13 - Open question

Opdracht = huiswerk
WAT? Blz. 124 opdracht 21 maken.
DAARNA? Blz. 125 opdracht 22 maken

Slide 14 - Slide

18/11 Welkom!
Pak vast je schrift, lesboek en leesboek (eventueel eentje van tafel om te lenen)

....en start met lezen.

Slide 15 - Slide

VANDAAG:
Nakijken huiswerk blz.124 opdracht 21 en 22

Fictie: hoofdpersoon en beoordelingswoorden.

Slide 16 - Slide

Even herhalen....
Mijn opa en oma hebben gisteren heel veel boodschappen in huis gehaald.

Verdeel in zinsdelen en benoem daarna:
- pv
- wwg
- onderwerp

Slide 17 - Slide

Grammatica
Lijdend voorwerp (LV)
- is het voorwerp dat nodig is om de handeling uit te voeren
- is de persoon die nodig is om de handeling uit te voeren
- het lv maakt de handeling mee, zonder zelf iets te doen.

Tommie haalt verse croissantjes bij de bakker.
Juul nodigt al haar vriendinnen uit.

Slide 18 - Slide

Maken:
Opdracht 10 en 11 op blz. 119

Slide 19 - Slide

Meervoud znw
- wat is een zelfstandig naamwoord?

- hoe schrijf je het meervoud? --> kijk naar hoe het znw eindigt.

Slide 20 - Slide

Meervoud znw: trema
znw eindigt op -ee of -ie en klemtoon ligt op laatste lettergreep:
idee - ideeën / allergie - allergieën (er komt -ën achter het znw).

znw eindigt op -ee of -ie en klemtoon NIET op laatste lettergr:
kolonie - koloniën / porie - poriën (laatste -e krijgt trema: ë)

Slide 21 - Slide

Meervoud znw: s of '
-znw eindigt op klinker? + 's wanneer het anders raar klinkt.
(opa - opa's /ski - ski's /radio - radio's). Maar: opname -opnames

Let op: baby - baby's (en dus niet: babies)


Slide 22 - Slide

Aan de slag
Bestudeer de gele theorie op blz. 126

Maken: opdracht 24 en 25 op blz. 127

Slide 23 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
- zegt iets over het zelfstandig naamwoord;
- kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan.

* Het huis om de hoek is mooi - het mooie huis om de hoek.



Slide 24 - Slide

Bnw afgeleid van volt.deelw.
Het vliegtuig is veel te laat geland (vdw)
Het gelande vliegtuig (bnw) is veel te laat.

Ik heb de foto's ingelijst. (vdw)
De ingelijste foto's. (bnw)

Slide 25 - Slide

Maar:
Het zielige verhaal is verzonnen (vdw)
Het verzonnen verhaal.

Dus als het vdw eindigt op -en, dan het bnw ook!

Slide 26 - Slide

Maken:

blz. 127/128 opdracht 26, 27 en 28

Slide 27 - Slide

Oefenzin

Wat .................. (gebeuren) er nu met al dat afval?

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Samenstellingen

Wat is het? 

Slide 30 - Slide

Meervoud znw
- wat is een zelfstandig naamwoord?

- hoe schrijf je het meervoud? --> kijk naar hoe het znw eindigt.

Slide 31 - Slide

Wat is een samenstelling?

Slide 32 - Mind map

Samenstelling
Wel of geen tussen -n?
GEEN tussen -n wanneer:
- het eerste woord uniek is (zon -> zonnebrand)
- het eerste woord geen meervoud heeft (rijst-> rijstevlaai)
- het eerste woord een versterking aangeeft (reuzeleuk)
- het eerste woord meervoud heeft op -s en -n (groentesoep) 
 - het 1e woord geen znw is: goedemorgen

Slide 33 - Slide

Meervoud znw: s of '
-znw eindigt op klinker? + 's wanneer het anders raar klinkt.
(opa - opa's /ski - ski's /radio - radio's). Maar: opname -opnames

Let op: baby - baby's (en dus niet: babies)


Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Nu zelf oefenen:


- blz. 183 opdr. 26 havo+vwo
- blz. 184 opdr. 27 vwo

KLAAR? Ga door met de verkleinwoorden
Lees theorie op blz. 184 en maak opdr. 28

Slide 36 - Slide