PC, avoir & être.

Bonjour à tous!
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bonjour à tous!

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui:

- Doel
- Uitleg ''le passé composé''
- Aan de slag

 Pak je boek erbij op bladzijde 96. 

Slide 2 - Slide

Je vais apprendre...
Ik ga leren...
1. Ik weet wanneer je de passé composé moet gebruiken. 

2. Ik weet uit welke twee delen de passé composé bestaat.

3. Ik weet welke 'de twee hulpwerkwoorden' zijn.

4. Ik kan de regel voor het voltooid deelwoord toepassen. Ik kan het voltooid deelwoord maken van werkwoorden die eindigen op -er en een aantal onregelmatige werkwoorden.

Slide 3 - Slide

En néerlandais
Le passé composé = de voltooide tijd

 Je gebruikt het om te vertellen dat iets al gebeurd is. Denk bijvoorbeeld aan: jij bent ergens op vakantie geweest en jij vertelt tegen een vriend wat jij allemaal gedaan hebt.

Ik heb gezwommen - Ik ben gegaan - Ik heb gepraat

Slide 4 - Slide

Le passé composé
Ik heb gezwommen - Ik ben gegaan - Ik heb gepraat
De passé composé bestaat uit 2 delen en kan met 2 hulpwerkwoorden gemaakt worden. 
Hebben = Avoir
Zijn = Être
Welke moet je gebruiken? -> Luister naar het Nederlands!   



Slide 5 - Slide

Bij welke werkwoorden gebruiken we de passé composé?
Werkwoorden op -er -> parler, rencontrer, manger, ...
Onregelmatige werkwoorden ->
être - zijn
avoir - hebben
prendre - nemen
faire - maken/doen
vouloir - willen









Slide 6 - Slide

Hoe maken we de passé composé?
PC bestaat uit 2 delen:

Deel 1 is het hulpwerkwoord: meestal is dat avoir.

Leer het rijtje nog maar eens goed uit je hoofd.

Slide 7 - Slide

Vous avez
Tu as
J'ai
Nous avons
Ik heb
Jullie hebben
Wij hebben
jij hebt

Slide 8 - Drag question

Hoe maken we de passé composé?

Deel 2 is het voltooid deelwoord.

Van de onregelmatige werkwoorden leer je het voltooid deelwoord uit je hoofd.


être - été
avoir - eu
prendre - pris
faire - fait
vouloir - voulu
J'ai été à Paris.
Ik ben naar Parijs geweest.

Tu as eu un cadeau?
Heb jij een cadeau gekregen?

Elle a pris le métro.
Zij heeft de metro genomen.


Slide 9 - Slide

Hoe maken we de passé composé?
Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op 
-er eindigt altijd op é.
jouer - joué
spelen -gespeeld
porter - porté
dragen - gedragen
essayer - essayé
passen - gepast
Elle a joué avec Lisa.
Zij heeft met Lisa gespeeld.

Nous avons essayé un pantalon.
Wij hebben een broek gepast.

Slide 10 - Slide

Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord regarder
Elle (regarder) ______ __________
A
Elle a regardé
B
Elle a regardi

Slide 11 - Quiz

   De formule: 
 

Altijd een hulpwerkwoord + voltooid deelwoord!

Slide 12 - Slide

Révision Verbes
Hebben
Zijn
Infinitief
Je/J'
Il/elle/on
Ils/elles
est
ai
suis
a
ont
sont
avoir
être

Slide 13 - Drag question

Welke vervoegingen horen bij être en welke bij avoir?
être
avoir
suis
avons
êtes
ont
sont
as
avez

Slide 14 - Drag question

Au travail!
Digitaal maken:
- § 7.5: 16A t/m 16D
- § 1.3: 8F
- § 2.3: 8F

Leren: 
-U1: A3
-U2: A3
-U7: A5

Slide 15 - Slide