H6.2 Gemiddeldesnelheid quiz

Je rijdt met je vader mee in de auto.
Hoe weet je de snelheid van de auto?
Dat zie je op de snelheids-meter.
A
waar
B
niet waar
1 / 14
next
Slide 1: Quiz
naskMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Je rijdt met je vader mee in de auto.
Hoe weet je de snelheid van de auto?
Dat zie je op de snelheids-meter.
A
waar
B
niet waar

Slide 1 - Quiz

Welke eenheid gebruik je voor de snelheid van een auto?
Schrijf de eenheid voluit:

Slide 2 - Open question

Hoe mag je de eenheid voor de snelheid van een auto afkorten?

Slide 3 - Open question

Km/h is de afkorting van :

Slide 4 - Open question

De gemiddelde snelheid van een scooter is 35 km/h.
Dat betekent: in een uur rijdt de scooter 35 km.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Sidney fietst in twee uur 24 km.
Wat is de gemiddelde snelheid van Sidney?
A
12 km/h
B
24 km/h

Slide 6 - Quiz

Een sprinter loopt de 200 meter in 25 seconden.
Hoe groot is zijn gemiddelde snelheid in m/s?
A
4 m/s
B
6 m/s
C
8 m/s
D
10 m/s

Slide 7 - Quiz

Debby rijdt met haar auto 180 km in drie uur.
Wat is de gemiddelde snelheid van Debby?
A
40 km/h
B
60 km/h
C
80 km/h
D
20km/h

Slide 8 - Quiz

In de winter zijn veel schaatswedstrijden. Eén van de afstanden is de 500 m. Op een dag rijdt Sven de 500 m in 40 s. Hoe groot is zijn gemiddelde snelheid in m/s?
A
10,5 m/s
B
11,5 m/s
C
12,5 m/s
D
13,5 m/s

Slide 9 - Quiz

Arno fietst in twee uur 40 km.
Wat is de gemiddelde snelheid van Arno?
A
10 km/h
B
20 km/h
C
20 m/s
D
10 m/s

Slide 10 - Quiz

Hoe noem je een beweging waarbij de snelheid niet verandert?
A
eenparige beweging
B
blijvende beweging
C
dezelfde beweging
D
maximum snelheid

Slide 11 - Quiz

Hafid stapt op zijn scooter en geeft gas. Zijn snelheid wordt groter.
Hoe noem je een beweging waarbij de snelheid groter wordt?
A
optrekkende beweging
B
versnelde beweging
C
snelle beweging
D
aanhoudende beweging

Slide 12 - Quiz

Onder het rijden geeft Hafid precies zoveel gas dat de snelheid eenparig is.
Wat kun je van deze snelheid zeggen?
A
de snelheid wordt groter
B
de snelheid verandert niet
C
de snelheid wordt kleiner
D
de snelheid wordt nul

Slide 13 - Quiz

Peter moet afremmen omdat iemand de weg oversteekt. Zijn snelheid wordt daardoor kleiner.Hoe noem je een beweging waarbij de snelheid kleiner wordt?
A
stoppende beweging
B
langzame beweging
C
vertraagde beweging
D
ingehouden beweging

Slide 14 - Quiz