1MHA JB2 week 21

Woordsoorten
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordsoorten

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Je kunt de bijvoeglijk naamwoorden in een zin aanwijzen. Je kunt leestekens plaatsen in een zin. Je kunt hoofdletters in de           
zin gebruiken waar ze nodig zijn.
                     

Slide 2 - Slide

Bijvoeglijk naamwoorden
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) is ook een woordsoort. Het vertelt iets over een zelfstandig naamwoord. Het staat meestal voor het zelfstandig naamwoord.
- Een fantastische aanbieding
- Een goedkoop t-shirt
- De Amerikaanse dollar

Slide 3 - Slide

Bijvoeglijk naamwoorden
Soms staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord:

- De aanbieding is fantastisch.
-
Het t-shirt is goedkoop.

Slide 4 - Slide

                      Zelfstandig werken
                                  De herhalingsopdracht van de vorige les
           (omcirkel de ww, lw, zn) bij les 5
Les 5 Opdracht 1 t/m 3)

Zoals altijd mag je rustig overleggen.
Blijf op je plek zitten.
Heb je een vraag? Steek dan je vinger op.

Slide 5 - Slide

                      Zelfstandig werken
            Alert les 4
                          Opdracht 2 t/m 5
(Vrijdag gaan we verder met 6 t/m 8)
Zoals altijd mag je rustig overleggen.
Blijf op je plek zitten.
Heb je een vraag? Steek dan je vinger op.

Slide 6 - Slide

Weektaak 
Zet in je agenda:
Dinsdag 27 mei
Les 5 Herhaling en opdracht 1 t/m 3 

Alert les 4 opdracht 2 t/m 8
Vrijdag 6 juni toets taalverzorging

Slide 7 - Slide

Leerdoel
Je kunt de bijvoeglijk naamwoorden in een zin aanwijzen. Je kunt leestekens plaatsen in een zin. Je kunt hoofdletters in de           
zin gebruiken waar ze nodig zijn.
                     

Slide 8 - Slide

Leestekens en hoofdletters

Slide 9 - Slide

Leestekens
Hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens maken het gemakkelijker om een tekst te lezen.

Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt, een vraagteken of een uitroepteken.

Slide 10 - Slide

Hoofdletters
Je gebruikt hoofdletters:
  • Aan het begin van een zin:
    Klas 1mha moet weer naar meneer Bos luisteren.
  • Bij namen:
    Jerry Bos, Marjolein, Heemskerk, de Rabobank, Plesmanweg
    Behalve: dagen (dinsdag), maanden (mei), seizoenen (lente),
    windstreken (noord).

Slide 11 - Slide

                      Zelfstandig werken
                                  Les 4 Herhaling 1 t/m 3 en de startopdracht
                                  Les 4 opdracht 1 t/m 5
                        Alert Les 3 Tijdlijn

Zoals altijd mag je rustig overleggen.
Blijf op je plek zitten.
Heb je een vraag? Steek dan je vinger op.

Slide 12 - Slide

Weektaak 
Zet in je agenda als je het niet af hebt:
Dinsdag 27 mei
Les 5 Herhaling en opdracht 1 t/m 3 

Alert les 4 opdracht 2 t/m 8
Vrijdag 6 juni toets taalverzorging

Slide 13 - Slide