1MHA JB2 week 20

Woordsoorten
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordsoorten

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Je kunt de werkwoorden, lidwoorden en zelfstandig naamwoorden in een zin aanwijzen

Slide 2 - Slide

Woordsoorten
De woorden van een zin kun je indelen in woordsoorten. De zin
De ijsjes smelten bestaat uit drie woordsoorten:
- Het lidwoord de
-
Het zelfstandig naamwoord ijsjes
-
Het werkwoord smelten

Slide 3 - Slide

Werkwoorden
Een werkwoord kun je vervoegen. Je geeft het dan verschillende werkwoordsvormen.

- Winnen: win, wint, winnen, won,
wonnen, gewonnen
- Maken: maak, maakt, maken, maakte,
maakten, gemaakt

Slide 4 - Slide

                      Zelfstandig werken
                                  Les 4 Herhaling 1 t/m 3 en de startopdracht
                                  (vrijdag maken we Les 4 af)

Zoals altijd mag je rustig overleggen.
Blijf op je plek zitten.
Heb je een vraag? Steek dan je vinger op.

Slide 5 - Slide

                      Zelfstandig werken
            Alert les 3: schrijfopdracht

Schrijf een korte samenvatting (tussen acht en twaalf zinnen) van wat er tot nu toe gebeurd is. Schrijf ook de namen van de personen erbij. Je mag terugkijken naar de teksten in les 1 en 2.
Lever in via e-mail (delen of in tekst):
j.bos@dalicollege.nl

timer
12:00

Slide 6 - Slide

                      Zelfstandig werken
            Alert les 3: maak een tijdlijn
                                   Deze moet je vrijdag of volgende week inleveren! Gebruik de teksten uit les 1 en 2

Zoals altijd mag je rustig overleggen.
Blijf op je plek zitten.
Heb je een vraag? Steek dan je vinger op.

Slide 7 - Slide

Weektaak 
Zet in je agenda:
Dinsdag 20 mei
Les 4 Herhaling opdracht 1 t/m 3 en startopdracht
Les 4 opdracht 1 t/m 5
Alert les 3 (samenvatting en tijdlijn)
Vrijdag 6 juni toets taalverzorging

Slide 8 - Slide

Woordsoorten

Slide 9 - Slide

Leerdoel
Je kunt de werkwoorden, lidwoorden en zelfstandig naamwoorden in een zin aanwijzen

Slide 10 - Slide

Woordsoorten
De woorden van een zin kun je indelen in woordsoorten. De zin
De kaarsjes branden bestaat uit drie woordsoorten:
- Het lidwoord de
-
Het zelfstandig naamwoord kaarsjes
-
Het werkwoord branden

Slide 11 - Slide

Lidwoorden
Er bestaan in het Nederlands drie lidwoorden (lw):
- De, het, een
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord (zn):
- de olifant, het journaal, een slaapfeestje
Er kán een ander woord tussen het lw en zn staan:
- de oude woning, het heerlijke gerecht, een leuk liedje

Slide 12 - Slide

Zelfstandig naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor een mens, dier, plant of ding. Ze zijn zelfstandig en hebben in hun eentje al veel betekenis: verslaggever, goudvis, roos, feeststemming

Slide 13 - Slide

Zelfstandig naamwoorden
- Een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en een meervoud (het feest - de feesten)
- Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken (het feest, het feestje)
- Je kunt er meestal een lidwoord voor zetten (het feest, een feest, de feesten)
- Een naam is ook een zelfstandig naamwoord: Wilma, Dalí, Heemskerk, IJsselmeer, Noordzee, Jerry Bos)

Slide 14 - Slide

                      Zelfstandig werken
                                  Les 4 Herhaling 1 t/m 3 en de startopdracht
                                  Les 4 opdracht 1 t/m 5
                        Alert Les 3 Tijdlijn

Zoals altijd mag je rustig overleggen.
Blijf op je plek zitten.
Heb je een vraag? Steek dan je vinger op.

Slide 15 - Slide

Weektaak 
Zet in je agenda:
Dinsdag 20 mei
Les 4 Herhaling opdracht 1 t/m 3 en startopdracht
Les 4 opdracht 1 t/m 5
Alert les 3 (tijdlijn inleveren!)
Vrijdag 6 juni toets taalverzorging

Slide 16 - Slide