Oefenen nask H7

Oefenen nask H7
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefenen nask H7

Slide 1 - Slide

elastische kracht
wind kracht
spier kracht
magnetische kracht
kleef kracht

Slide 2 - Drag question

1
2
3
Sleep het blokje 'grootste kracht' naar de juiste vector.
Let op dat je blokje 1 in blok 1 zet etc.
1: grootste kracht.
2: grootste kracht.
3: grootste kracht.

Slide 3 - Drag question

Hieronder staat een lijst met krachten.
 Ernaast staat een lijst met apparaten.  Wat hoort bij elkaar?  

Fiets
Katapult
Knijprem
Zeilboot
Parachute
Spierkracht
Veerkracht
Windkracht
Wrijvingskracht
Zwaartekracht

Slide 4 - Drag question

Aangrijpingspunt
Grootte van de kracht
richting

Slide 5 - Drag question

De volgende begrippen hebben te maken met krachten.
Wat past bij elkaar? Sleep de correcte betekenis naar de begrippen. 


meetinstrument
symbool eenheid
symbool grootheid
eenheid
grootheid
F
kracht
N
Newton
Veerunster

Slide 6 - Drag question

Wat is het gevolg van de krachten? Sleep het juiste resultaat naar het juiste plaatje.
Remmen
Versnellen
Vertragen
De snelheid verandert niet

Slide 7 - Drag question

Een tennis-speler slaat een bal terug naar de tegenstander. Door de slag ontstaat een kracht op de tennis-bal. Wat gebeurt met de bal?
A
De bal krijgt alleen een verandering van vorm
B
De bal krijgt alleen een verandering van richting.
C
De bal krijgt alleen een verandering van snelheid.
D
De bal krijgt een verandering van vorm, van richting en van snelheid

Slide 8 - Quiz

1: de eenheid van kracht is?
2: afkorting van kracht is?
A
A. 1 Newton, 2 F
B
B. 1 Force, 2 F
C
C. 1 Newton, 2 N

Slide 9 - Quiz

Welke kracht is een tegenwerkende krachten?
A
Spierkracht
B
Voortstuwende kracht
C
Luchtwrijvingskracht
D
Zwaartekracht

Slide 10 - Quiz

Als je stilstaat op de grond dan spelen er geen krachten meer op je lichaam.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Welke twee krachten maken evenwicht:
Bij een zak aardappels die aan een krachtmeter hangt?
A
de normaalkracht
B
de veerkracht
C
de zwaartekracht
D
de spankracht

Slide 12 - Quiz

Zwaartekracht meet je in?
A
Kilogram
B
Newton
C
Massa
D
Kracht

Slide 13 - Quiz

Wat is zwaartekracht?
A
De kracht die je zwaarder maakt
B
De kracht die je naar beneden trekt
C
De kracht die je omhoog duwt
D
De kracht die je naar voren trekt

Slide 14 - Quiz

De kracht waarmee de aarde aan voorwerpen trekt
noemen we:
A
Wrijvingskracht
B
Zwaartekracht
C
Magnetische kracht
D
Spankracht

Slide 15 - Quiz

Wat is bij het TEKENEN van krachten het allerbelangrijkst?
A
Grootte
B
Richting
C
Aangrijpingspunt
D
Allemaal even belangrijk.

Slide 16 - Quiz

Een kracht heeft een grootte van 35 Newton.
Wat is de lengte van de vector wanneer de krachtenschaal is: 1 cm = 5 N.
A
35 cm.
B
7 cm.
C
5 cm.
D
165 cm.

Slide 17 - Quiz

De schaal van een getekende pijl is 1 cm = 3,5N. De getekende pijl is 7 cm lang. Hoe groot is de kracht?
A
24.5N
B
2N
C
0,5N
D
30,5N

Slide 18 - Quiz

Iemand in de sportschool tilt een zware halter op. welke kracht gebruikt hij?
A
veerkracht
B
spierkracht
C
magnetische kracht

Slide 19 - Quiz

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?
A Magnetische kracht
B Veerkracht
C Zwaartekracht
D Spankracht
A
Magnetische kracht
B
Veerkracht
C
Zwaartekracht
D
Spankracht

Slide 20 - Quiz