Communicatieschema en teksttypes

Jan spreekt Piet aan de telefoon.
Jan is ....
A
de ontvanger
B
de zender
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Jan spreekt Piet aan de telefoon.
Jan is ....
A
de ontvanger
B
de zender

Slide 1 - Quiz

Piet luistert naar Marc, die over zijn zomerreis vertelt.
Piet is ...
A
de ontvanger
B
de zender

Slide 2 - Quiz

Jan begrijpt Piet niet zo goed omdat er veel lawaai is.
Dit noemt men...
A
de stijl/taal
B
het doel
C
de ruis
D
het effect

Slide 3 - Quiz

De Standaard is een krant.
Zoiets heet ...
A
een teksttype
B
een kanaal
C
een zender
D
een ontvanger

Slide 4 - Quiz

Een medium heet ook ...
A
een boodschap
B
een zender
C
een ontvanger
D
een kanaal

Slide 5 - Quiz

De informatie die wordt gestuurd noemt men ...
A
de context
B
de boodschap
C
het effect
D
de zender

Slide 6 - Quiz

De omstandigheden waarin de boodschap wordt doorgegeven
noemt men ...
A
de context
B
het kanaal
C
het effect
D
de zender

Slide 7 - Quiz

De uitwerking die de boodschap heeft op de ontvanger noemt men...
A
de context
B
het effect
C
het doel
D
de ruis

Slide 8 - Quiz

De zender wil bij de ontvanger iets bereiken: informeren, ontroeren, ...
Dit noemt men...
A
het effect
B
het doel
C
de boodschap
D
het kanaal

Slide 9 - Quiz

Ikea maakt reclame
voor een nieuwe kast.
Ikea wil met deze boodschap...
A
overtuigen
B
informeren
C
activeren
D
ontroeren

Slide 10 - Quiz