6.2 Herhaling Angststoornissen

Angststoornissen
1 / 9
next
Slide 1: Slide
PsychologieHBOStudiejaar 1

This lesson contains 9 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Angststoornissen

Slide 1 - Slide

Wat is de geprefereerde behandeling bij specifieke fobieën?
A
Behandeling met geneesmiddelen
B
Creatieve therapie
C
Geleidelijke blootstelling
D
Persoonsgerichte therapie

Slide 2 - Quiz

Hoe wordt een stoornis genoemd die gekenmerkt wordt door blijvende gevoelens van angst die niet wordt veroorzaakt door een specifiek object, specifieke situatie of activiteit?
A
Paniekstoornis
B
Consistente-angststoornis
C
Gegeneraliseerde-angststoornis
D
Blijvende-angststoornis

Slide 3 - Quiz

Wat is niet waar over agorafobie?
A
De stoornis begint meestal tijdens de late adolescentie of de vroege volwassenheid
B
De stoornis gaat gepaard met angst zich in open, drukke gebieden te begeven
C
De stoornis komt vaker bij mannen dan bij vrouwen voor
D
De stoornis kan voorkomen met of zonder paniekaanvallen

Slide 4 - Quiz

Wat is geen kenmerk van paniekaanvallen?
A
Ze gaan gepaard met gedachten over controleverlies, gek worden of overlijden
B
Ze gaan gepaard met lichamelijke symptomen zoals snelle ademhaling en kortademigheid
C
Ze treden snel op en bereiken snel maximale intensiteit
D
Ze komen altijd eenmalig voor

Slide 5 - Quiz

Sylvester, een intelligente en vriendelijke man, wil graag de vrouw van zijn dromen ontmoeten. Toen Samantha hem mee uit vroeg, weigerde hij dat vanwege zijn overweldigende angst voor afspraakjes. Sylvester lijdt waarschijnlijk aan _______________
A
Aangeleerde angst
B
Genderfobie
C
Sociale fobie
D
Gezamenlijke angst

Slide 6 - Quiz

Wat zijn ook alweer de gemeenschappelijke kenmerken van angststoornissen?

Slide 7 - Open question

Volgens het leerperspectief worden angststoornissen verworven door _______________
A
Onbewust conflict
B
Zich opdringende gedachten
C
Conditionering
D
Hersenafwijkingen

Slide 8 - Quiz

Volgens welk model kunnen angstgedachten het beste worden aangepakt door ze te vervangen door rationele alternatieven?
A
Humanistische model
B
Leertheoretische model
C
Psychodynamische model
D
Cognitieve model

Slide 9 - Quiz