paragraaf 53_2

Wat is de a.c.i. afhankelijk van intellegis (r.1)?
A
verum...esse
B
haec...esse
C
nugatoria...esse
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Wat is de a.c.i. afhankelijk van intellegis (r.1)?
A
verum...esse
B
haec...esse
C
nugatoria...esse

Slide 1 - Quiz

waarnaar verwijst haec(1)
A
Naar de geplande onterving van Roscius door zijn vader
B
Naar de twee argumenten van Erucius uit de vorige paragraaf.
C
naar de gebrekkige omgangsvormen van Roscius jr.
D
Naar de 'verbanning'van Roscius jr. naar het platteland.

Slide 2 - Quiz

waarnaar verwijst illud (1)
A
Naar de geplande onterving van Roscius door zijn vader
B
naar de gebrekkige voorbereiding van Erucius
C
naar de gebrekkige omgangsvormen van Roscius jr.
D
Naar de 'verbanning'van Roscius jr. naar het platteland.

Slide 3 - Quiz

Welk soort coniunctivus is videamus (2)?
A
dubitativus
B
adhortativus
C
prohibitivus
D
potentialis

Slide 4 - Quiz

Welk woord is níet een ablativus?
A
quo (2)
B
odi (2)
C
modo (3)
D
reperiri (2)

Slide 5 - Quiz

'mitto quaerere (3/4)
waarom?
A
hij weet het antwoord niet
B
het interesseert hem niet
C
hij heeft het antwoord al besproken
D
het is ongunstig voor de verdediging

Slide 6 - Quiz

Wat bewijst het feit dat Roscius senior zijn zoon wilde onterven (r.3)
A
dat Roscius jr. zijn vader heeft vermoord
B
dat Roscius senior een hekel had aan zijn zoon
C
dat Roscius junior blut is
D
Dat Roscius sr. meer van zijn andere zoon hield

Slide 7 - Quiz

oportebat (5) Welke van de officia van de redenaar voert Erucius niet goed uit volgens Cicero?
A
inventio
B
dispositio
C
memoria
D
actio

Slide 8 - Quiz

vitia ac peccata (r. 7).
Welk stilistisch middel?
A
tautologie
B
contaminatie
C
pleonasme

Slide 9 - Quiz

naturam ipsam vinceret – amorem illum eiceret – patrem esse sese oblivisceretur. (8-10) Welk stilistisch middel?
A
hyperbaton
B
asyndeton
C
trikolon
D
anafoor

Slide 10 - Quiz

naturum ipsam (8). Wat bedoelt Cicero met deze woorden?
A
het karakter van senior
B
het karakter van junior
C
de liefde van een vader voor zijn zoon
D
de liefde van een zoon voor zijn vader.

Slide 11 - Quiz

waarnaar verwijst quae (r.10)?

A
sese
B
patrem
C
de voorafgaande ut-zinnen
D
peccatis

Slide 12 - Quiz