hoe leer ik voor mijn toets theme 2 en 3

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

WELCOME

• Put your phones in the phone bag
• Take a seat
• Grab your books

Nog 1 keertje dan!

alles op een rijtje!

hoe leer ik voor een toets!

• De beste voorbereiding is wat je allemaal al gedaan hebt in het hoofdstuk!
• Maar hier zijn nog enkele tips.
• Lees de eerste bladzijde van het hoofdstuk in je Activity book goed door.
  
• Kijk nog eens goed naar de opdrachten.
  
• Leer de woorden uit de woordenlijst.
  
• Bekijk de Stones nog een keer goed.
  
• Oefen met I-clips op de computer.
  
• Maak de Test Yourself, kijk deze goed na en verbeter de fouten.
  
• Vraag hulp of uitleg als je iets nog niet begrijpt.

hoe leer ik woorden

• Hier zijn enkele tips.
• Woorden hardop uitspreken (ook spellen helpt).
• Woorden opschrijven.
• Niet alles tegelijk leren, maar elke dag een stukje (bijvoorbeeld 10 woorden).
• Het woord in de zin raden zonder naar de vertaling te kijken.
• De woorden die je steeds fout doet opschrijven en herhalen.
• Iemand vragen jou te overhoren.
• De woordenlijst op de computer oefenen.

hoe leer ik zinnen

• Tips bij het leren van de Stones.
• Zoek woorden uit de Stone die je niet kent op in de woordenlijst.
• In de eerste opdracht na elke Stone vind je veel vertaalde woorden die in de Stone staan.
• Als er bij een opdracht staat: gebruik Stone 17, zoek die Stone dan op en gebruik hem bij het maken van de opdracht.
• Bij het leren van de Stones moet je niet alleen de Stones zelf bekijken, maar ook de opdrachten die erbij horen.
• Schrijf de Stones over. Zo maak je minder schrijffouten en onthoud je de Stones beter.

grammar theme 2 and 3

GRAMMAR

Pitfalls

• "To" en "Too"
• "Than" en "Then" 
• "Your" en "You're"
• "Its" en "It's"
• "Their", "There" en "They're"
• "Where", "Were" en "We're"

Pitfalls
choose the correct answer
They left ............... coats at home.

1. there
2. they're
3. their

Pitfalls.
Welke zin is FOUT?

1. After you've finished, clean up your workspace.
2. Add the finishing touches and your done.
3. Do not screw the bolts in too tightly.
4. Following this, cut the fabric to size.

Pitfalls
Choose the correct answer
He said he would be there .........

1. to
2. too

Adverbs & adjectives

Adjectives and adverbs
The garden is .....

1. beautifully
2. beautiful

Adjectives and adverbs
It tastes ....

1. good
2. well

Adjectives and adverbs
She dances ......

1. wonderful
2. wonderfully

Adjectives and adverbs
This is an .... difficult game.

1. incredibly
2. incredible

WORDORDER

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met

1. I met her in town yesterday.
2. I met her yesterday in town.
3. I yesterday met her in town.
4. I met yesterday her in town.

Choose the sentence with the correct word order.

1. They often go out in the weekends.
2. They go often out in the weekends.

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met

1. I met her in town yesterday.
2. I met her yesterday in town.
3. I yesterday met her in town.
4. I met yesterday her in town.

Choose the sentence with the correct word order.

1. My sister got married last year.
2. Last year my sister got married.
3. Both are correct, no difference in meaning.
4. Both are correct, there is a difference in meaning.

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met

1. I met her in town yesterday.
2. I met her yesterday in town.
3. I yesterday met her in town.
4. I met yesterday her in town.

Word order
adverbs of time and place plaats je:

1. tijd komt voor plaats
2. altijd na een hoofdwerkwoord
3. plaats komt voor tijd
4. altijd aan het begin van de zin

The correct English word order is:

1. wie doet wat wanneer waar?
2. wie doet wat hoe wanneer waar?
3. wanneer doet wie wat waar?
4. wie doet hoe wat wanneer waar?

Negations

Negation:

Bill ....... to play tennis.

1. doesn't like
2. don't like
3. have not like
4. like not

Turn the following sentences into a negation:

I have had these jeans for three years.

1. I not have had these jeans for three years.
2. I have not had these jeans for three years.
3. I have had not these jeans for three years.
4. I don't have these jeans for three years.

We are in love
(negation)

1. We'ren't in love
2. We don't are in love
3. We aren't in love

Make negation:
Sheila _____ six cats.

1. doesn't have
2. don't has
3. has not got
4. doesn't has

Turn the following sentence into a negation:
The train leaves at eight o'clock.

1. The train don't leaves at eight o'clock.
2. The train doesn't leaves at eight o'clock.
3. The train doesn't leave at eight o'clock.
4. The train don't leave at eight o'clock.

-Negations-

We are surprised!

1. We cannot are surprised.
2. We ar'nt surprised.
3. We are not surprised.
4. We do not surprise.

Turn the following sentence into a negation:
The dog is barking at the moment.

1. The dog doesn't barking at the moment.
2. The dog isn't bark at the moment.
3. The dog isn't barking at the moment.
4. The dog doesn't bark at the moment.