Afbreekregels

Werkwoordspelling in samengestelde zinnen 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling in samengestelde zinnen 

Slide 1 - Slide

Lezen voor 10 minuten 
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Leerdoelen voor vandaag
Aan het eind van de les weet je.... 
- Hoe je correct een zin opbreekt in regels (herhalen)
- Hoe je de persoonsvormen in samengestelde zinnen spelt.







Hoe je correct een zin opbreekt in regels (herhalen)



Hoe je de persoonsvormen in samengestelde zinnen spelt.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Welk woord is niet goed afgebroken?
(of niet goed in lettergrepen verdeeld)
A
van-mid-dag
B
Deurs-topper
C
stem-pe-len
D
pa-pie-ren

Slide 5 - Quiz

Welk woord is niet goed afgebroken?
(of niet goed in lettergrepen verdeeld)
A
te-le-foon
B
voer-tuig-en
C
om-ge-ving
D
verkeers-borden

Slide 6 - Quiz

Hoe kan je het woord: makkelijk - afbreken?

Slide 7 - Open question

Hoe kan je het woord: ingewikkeld - afbreken?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Leg uit wat de persoonsvorm is en hoe je deze kan vinden

Slide 11 - Mind map

Enkelvoudige zinnen vs samengestelde zinnen
Als een zin één persoonsvorm heeft, is het een enkelvoudige zin (ev). 
Je noemt een zin met twee of meer persoonsvormen een samengestelde zin (sg).

Samengestelde zinnen zijn vaak achter elkaar geplakt met een voegwoord.

Slide 12 - Slide

Leg uit (in je eigen woorden)
wat een voegwoord is.

Slide 13 - Mind map

Hoe kan je meerdere persoonsvormen vinden?
Stap 1: Staat er een komma tussen twee persoonsvormen.
(Als ik naar school ga, fiets ik altijd met Ruben)
Stap 2: Kijk of je een voegwoord in de zin ziet. 
Stap 3: Staat er een voegwoord in, zet de zin in een andere tijd. 
Stap 4: De werkwoorden die veranderen zijn de persoonsvormen. 

Slide 14 - Slide

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin?

Ik ga naar huis, omdat het al laat geworden is.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in deze zin?

Morgen is Patricia jarig, dus nu fiets ik naar de winkel en koop ik een mooi cadeau.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan in deze zin?

Toen ik het getal raadde, riep ik dat door de klas.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan in deze zin?

Vanuit mijn werk ben ik naar naar huis gelopen
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 18 - Quiz

Spellingsregels
In samengestelde zinnen heb je meestal (niet altijd) meerdere onderwerpen. Of je meervoud of enkelvoud moet schrijven hangt van het onderwerp af. 

De hele zin is geschreven in dezelfde tijd.
Alles is verleden of tegenwoordige tijd
Gebruik nooit tegenwoordige of verleden tijd in dezelfde zin. 

Slide 19 - Slide

3.3 Deel 2: Werkwoordspelling samengestelde zinnen
timer
1:00

Slide 20 - Slide

Blooket
https://dashboard.blooket.com/set/61922b37b9b346908ad8df75

Slide 21 - Slide

Leerdoelen voor vandaag
Aan het eind van de les weet je.... 
- Hoe je correct een zin opbreekt in regels (herhalen)
- Hoe je de persoonsvormen in samengestelde zinnen spelt.







Hoe je correct een zin opbreekt in regels (herhalen)



Hoe je de persoonsvormen in samengestelde zinnen spelt.

Slide 22 - Slide