Latijn: herhaling grammatica h. 31-34

Latijn: herhaling grammatica h. 31-34
1 / 16
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Latijn: herhaling grammatica h. 31-34

Slide 1 - Slide

Gaius Mucius heeft de bijnaam Scaevola "linkerhandje" gekregen, hoe?
A
Hij had zijn linkerhand nog nooit gebruikt
B
Hij had zijn linkerhand verbrand

Slide 2 - Quiz

Benoem naamval en getal van het participium: vocanti
A
nom mv
B
gen ev
C
dat ev
D
dat en abl ev

Slide 3 - Quiz

arbor
atrio
dearum
servis
puellae
bibentibus
stante
movens
canentis
legentium
retinens
ridentium
fugientibus
vocantes

Slide 4 - Drag question

Vertaal:
Vir lacrimantem puerum vidit.
A
De huilende man ziet een jongen.
B
De man ziet een huilende jongen.
C
De huilende man zag een jongen.
D
De man zag een huilende jongen.

Slide 5 - Quiz

Vertaal predicatief:
Lacrimans vir venit.
A
De huilende man komt.
B
De man die huilt komt.
C
Huilend komt de man.
D
De man komt huilend.

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste tijdsverhouding?
Hostes vastantes terram vicerunt.
A
De vijanden die het land verwoesten, overwinnen.
B
De vijanden die het land verwoestten, overwinnen.
C
De vijanden die het land verwoestten, overwonnen.
D
De vijanden die het land verwoesten, overwonnen.

Slide 7 - Quiz

Welke vertaling is bijvoeglijk?
Pater matrem lacrimantem adiuvat.
A
Vader helpt moeder die huilt.
B
Huilende vader helpt de moeder.
C
Vader helpt moeder, omdat ze huilt.
D
Vader helpt huilend moeder.

Slide 8 - Quiz

Nog één keer de rijtjes
1-v
2a-m
2b-o
3-m/v
3-o

Slide 9 - Slide

Bijv.nw. groep 1 en 2 in het Latijn

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

servos
dona
mensam
rex
servum
bona
miram
stultos
laetum
fessus

Slide 12 - Drag question

Van welke groepen komen er bijvoeglijke naamwoorden voor?
A
groep 1,2
B
groep 1
C
groep 1
D
groep 1,2,3

Slide 13 - Quiz

vul in: regi
A
fortis
B
forte
C
fortis
D
forti

Slide 14 - Quiz

Hoe weet je of een bijvoeglijk naamwoord bij een zelfstandig naamwoord hoort in het Latijn?
A
De uitgangen zijn hetzelfde
B
Naamval, getal en geslacht zijn hetzelfde
C
Ze hebben evenveel letters
D
Ze staan naast elkaar

Slide 15 - Quiz

Is de combinatie goed of fout:
femina felicia
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quiz