Chapitre 5: les 13 intro "De passé composé met avoir"

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Programme

Wat hebben we vorige les gedaan?

Doel van vandaag:

Aan het einde van de les:

- kun je de passé composé herkennen en vertalen.

- kun je de passé composé in het Frans maken.

Welke zin staat in de voltooide tijd?

1. Mijn tante heeft twee kilo tomaten gekocht.
2. Mijn tante kocht twee kilo tomaten.

Zet de zin in de V.T.T. (voltooid tegenwoordige tijd):
Ik speelde met mijn buurmeisje.

Le passé composé: wat en hoe?

Bekijk het volgende filmpje om te begrijpen wat de passé composé inhoudt en hoe deze in het Frans gevormd wordt:

présent

passé composé

je donne

j'ai donné

Wat is de passé composé?

1. o.t.t ( bijv. ik eet)
2. v.t.t ( bijv. ik heb gegeten)
3. o.v.t ( bijv. ik at)
4. o.t.t.t ( ik zal eten)

Uit hoeveel werkwoorden bestaat de passé composé?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4.5

De passé composé...

1. bestaat uit een volt.dw.
2. bestaat uit een hulpww en een volt.dw.
3. bestaat uit een hulpww.

Welk hulpwerkwoord gebruik je bijna altijd bij de passé composé?

1. faire
2. être
3. avoir
4. aller

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft

B. zij hebben

C.  men heeft

D.  jullie hebben

E. jij / je hebt

F. wij hebben

1.  nous  avons

2.  tu  as

3.  ils  ont

4.  on  a

5.  vous avez

6.  elle  a

De passé composé van 'faire'

De passé composé van 'avoir'

De passé composé van 'être' 

De passé composé van 'prendre'

fait

été

eu

pris

Kies de passé composé

1. J'ai marché
2. Ils marchent
3. Tu vas marcher
4. Je chante

(regarder) in de passé composé:
Ik heb gekeken

1. je regardé
2. j'ai regardé
3. j'ai regarder
4. je regarde

tu - parler

passé composé

1. tu as parlé
2. tu est parlé
3. tu parles
4. tu as parle

vous - manger

passé composé

1. vous mangez
2. vous avez mangé
3. vous êtes mangé
4. vous mangons

Je/j' (écouter) in de passé composé:

1. ai écouté
2. a écouté
3. suis écouté
4. e écouté

Ik snap de passé composé!

1. ja
2. nee
3. weet ik niet

vervoeg in de passé composé: danser (vous)

vervoeg in de passé composé: habiter(elle)

Wat heb je geleerd?

Hoe goed snap jij het?

😒🙁😐🙂😃

Ik snap het niet

Voor degenen die het niet goed snappen nog, jullie komen voorin zitten voor extra uitleg. 

Als je het snapt zie volgende dia:

Au travail

• faire ex 16, 17, 18 page 22 (deel B)
• faire online SlimStampen D
• apprendre: Passé composé + uitz.

Wat ging goed
en wat kan beter?
(Top & Tip)

Passé composé

Pers.vnw	Hulp.ww	Volt.dw
J' (ik)	ai	dans é
Tu (jij)	as	dans é
Il/elle/on (hij/zij/wij)	a	dans é
nous (wij)	avons	dans é
Vous (jullie/u)	avez	dans é
Ils/elles (zij)	ont	dans é

Ik heb gedanst.

Verleden tijd: passé composé 

Passé composé

Wat is hier een Passé Composé?

1. J'ai parlé
2. Je parlais
3. Je parlerai
4. Je parlerais

tu (manger = eten, passé composé)

1. as mangé
2. a mangé
3. est mangé
4. es mangé