LB VWO 5 OWF - H4 Par. 2, Stroming A: De Psychoanalyse

H4, par. 2
Wie is de mens?
Stroming A:
De psychoanalyse
1 / 11
next
Slide 1: Slide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 11 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H4, par. 2
Wie is de mens?
Stroming A:
De psychoanalyse

Slide 1 - Slide

De leerlingen kunnen:  • verschillende visies op de mens en menselijk gedrag onderscheiden en het met eigen woorden weergeven.   • belangrijke kenmerken van de mensbeelden bij de psychoanalyse, behaviorisme en cognitieve psychologie noemen en vanuit deze stromingen verklaren.  • een aantal visies op de mens van zichzelf en anderen in het dagelijks leven analyseren, herkennen en binnen religies en psychologische ontwikkelingen plaatsen.  • zich verplaatsen in het mens-, wereld- of godsbeeld van een ander en de betekenis daarvan aangeven.  • het ontstaan, bestaan en voortbestaan van religiositeit en religies vanuit een aantal standpunten verklaren.   • levensverhalen binnen persoonlijke en algemeen levensbeschouwelijke ontwikkelingen plaatsen;   • traditionele en hedendaagse niet-institutionele ‘nieuwe’ spirituele ervaringen en opvattingen herkennen, benoemen en de betekenissen ervan aangeven.  • eigen ervaringen en visie omtrent de betekenis van religie voor mens en samenleving analyseren, benoemen, verantwoorden en met anderen erover communiceren.   
Levensbeschouwing VWO 5 - Over Wondere Feiten,
Leerdoelen: Hoofdstuk 4 – Een wezen met bezieling, blz. 47 t/m 62 

De leerlingen kunnen: 
• verschillende visies op de mens en menselijk gedrag onderscheiden en het met eigen woorden 
  weergeven.  
• belangrijke kenmerken van de mensbeelden bij de psychoanalyse, behaviorisme en cognitieve
  psychologie noemen en vanuit deze stromingen verklaren. 
• een aantal visies op de mens van zichzelf en anderen in het dagelijks leven analyseren, herkennen en
  binnen religies en psychologische ontwikkelingen plaatsen.  
• zich verplaatsen in het mens-, wereld- of godsbeeld van een ander en de betekenis daarvan aangeven. 
• het ontstaan, bestaan en voortbestaan van religiositeit en religies vanuit een aantal standpunten
  verklaren.  
• levensverhalen binnen persoonlijke en algemeen levensbeschouwelijke ontwikkelingen plaatsen.
• traditionele en hedendaagse niet-institutionele ‘nieuwe’ spirituele ervaringen en opvattingen
  herkennen, benoemen en de betekenissen ervan aangeven. 
• eigen ervaringen en visie omtrent de betekenis van religie voor mens en samenleving analyseren,
  benoemen, verantwoorden en met anderen erover communiceren.   

Slide 2 - Slide

Sigmund Freud (1856-1939)
Psychoanalyse = Gesprekstherapie

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

De theorie van Freud
Ego 
Je Ego (Ich), het bewuste, is de balans tussen het Super-ego (Uber-Ich), het geweten, en het Id (Es), het onbewuste. Dit moet ervoor zorgen dat jij op een normale manier kan functioneren.        

Super-ego
Het Super-ego is je strenge geweten, je morele kompas dat ervoor zorgt dat je de juiste (ethische) beslissingen neemt. 

Id 
Ieder mens heeft een onderbewustzijn Id waarin de Eros(seksuele driften) en de Thanatos (agressieve driften) actief zijn. Deze komen slechts in je dromen naar boven. In het dagelijks leven probeer je deze te beheersen.

Slide 6 - Slide

De Theorie van Freud
Er zijn volgens Freud verschillende psychoseksuele fasen. Wanneer dit goed verloopt worden we een normaal mens, maar het kan ook zijn dat je 'gefixeerd' raakt in een fase, waardoor je later afwijkend gedrag gaat vertonen. 
De verschillende fasen:
- Orale fase; als baby steken we graag dingen in onze mond.
- Anale fase; in de peutertijd wanneer we aan toilettrainning doen.
- Fallische fase; 3 tot 5/6 jaar, waarin de geslachtsdelen centraal staan. Oedipuscomlex en penisnijd komen hierin naar voren. 
- Latente fase; 6 tot 12 jaar, seksuele driften zijn sluimerend.
- Genitale fase; vanaf 12 jaar tot einde van je leven. Hier staan de geslachtsdelen opnieuw centraal en zoek je een partner om je driften te beteugelen.

Slide 7 - Slide

De Theorie van Freud
De driften in het Id zijn ten alle tijde aanwezig. Toch moeten we ze soms kwijt. Om deze driften op een sociaal geacceteerde manier te uiten (sublimatie), zijn er verschillende defensiemechanismen:
1, Regressie; Je valt terug in een vorig psychoseksuele fase. 
2. Projectie; Je projecteert dan je eigen driften op een ander en zegt dan bijvoorbeeld dat iemand jou haat, terwijl jij zelf iemand haat.
3. Dislacement; Uiten van driften op een object. Je schopt of slaat heel hard tegen een deur of een muur in plaats van degene op wie jij boos bent. 
Freud basseerde zijn theorie alleen maar op observaties en wordt dus meestal afgedaan als onwetenschapelijk. Toch wordt hij gezien als één van de belangrijste denkers van zijn tijd, omdat hij veel invloed heeft gehad. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide