vwo 3 - P2 - Kap. 2 (49) Lektion 4

Herzlich willkommen!
Handys ins Hotel &
Schulsachen auf dem Tisch!
Herzlich willkommen!
1 / 37
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herzlich willkommen!
Handys ins Hotel &
Schulsachen auf dem Tisch!
Herzlich willkommen!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lernziele
Am Ende dieser Lektion können/wissen wir...
  • ... zwakke werkwoorden met een stam op -d/-t correct vervoegen.
  • ... getallen t/m 1000 in het Duits correct uitschrijven.
  • ... modale werkwoorden correct toepassen en vervoegen in het Duits.
  • ... begrijpen wanneer de lidwoorden der, die of das gebruikt worden.








Slide 2 - Slide

This item has no instructions

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Heute im Unterricht
Lernziele
Wiederholung Grammatik A und B
Übungen besprechen
Lektion 4: Grammatik erklären
An die Arbeit

Wichtig: TA3A SO Am Freitag 8. Dezember 2023




Handys ins Hotel &
Schulsachen auf dem Tisch!

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Was wir schon kennen
1. Marie (dürfen)___ nur sieben Freunde einladen.
2. (Können) ___ du mir Geld leihen?
3. Marie (wollen) ___ zehn Freunde einladen.
4. Ihr (müssen) ___ noch viel lernen.
5. Er (wissen) ___ nicht, wo der Container fürs Altglas ist. ___ du es?
Maak de gebiedende wijs van:
6. nehmen
7. kaufen
8. tragen
9. antworten




Slide 4 - Slide

This item has no instructions

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Antworten
1. darf
2. kannst
3. will
4. müsst
5. weiß - weißt
6. nimm! - nehmt! - nehmen Sie!
7. kauf! - kauft! - kaufen Sie!
8. trag! - tragt! - tragen Sie!
9. antworte! - antwortet! - antworten Sie!




Slide 5 - Slide

This item has no instructions

  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Grammatik C > der- & ein-Gruppe
Ihr bekommt ein Erklärungsblatt. 




Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Grammatik D > geslacht zsn.
der
das
die
die
mannelijke:
- personen (Mann)
- dieren (Stier)
- beroepen (Arzt)

dagen v/d week
maanden
dagdelen
jaargetijden
onzijdig/neutraal
veel het-woorden uit het Nederlands

(verklein)woorden op: 
-chen (Mädchen)
vrouwelijke:
-  personen (Frau)
- dieren (Kuh)
- beroepen (Arztin)

woorden op:
-heit
-keit
-ung
- in
de meeste woorden op:
-e

alle meervoudsvormen van der-, das- en die-woorden.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Grammatik E > persoonlijk voornw.
der
das
die
die
mannelijke:
- er

Der Mantel ist blau.
Er ist blau.
onzijdig/neutraal
- es

Das Kleid ist rot.
Es ist rot.
vrouwelijke:
- sie

Die Hose ist schön.
Sie ist schön.
meervoudsvormen
- sie

Ihre Häuser sind groß.
Sie sind groß.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

der, die, das: ordne zu!
DER
DIE (v)
DAS
Chef
Bäckerin
Juli
Haus
Freundin
Dokument
Wolf
Möglichkeit
Schaf
Donnerstag

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

der, die, das: ordne zu!
DER
DIE (v)
DAS
de dagen
dagdelen
(verklein)woorden op -chen
veel woorden op -e
woorden die eindigen op -heit, -keit, -ung
de maanden
"het"-woorden in het Nederlands
de seizoenen

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

der, die, das: ordne zu!
DER
DIE (v)
DAS
Mann
Lehrerin
Winter
Haus
Woche
Kind
Hund
Freiheit
Hotel
Dienstag

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Üben der, die, das
VWO 2
Kapitel 2: Lektion 4 (Grammatik)
Aufgabe 11 > Seite 79
Wie: selbstständig, ihr seid Still
Hilfe: Grammatik D > Seite 78 oder die Notizen
Zeit: 5 Minuten

Früher fertig?
Aufgaben 8, 9 > 76/77
Wie: selbstständig durchlesen und danach machen
Hilfe: den Text
Zeit: 10 Min. 

Slide 12 - Slide

Week 49 (2023)
Les 1: TA2A + A2C
  • Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 
  • Gibt es noch Fragen zum Buch? 
Grammatik B > Konjunktiv II
De zogenaamde "zou-vormen
Niet de daadwerkelijke realiteit.
Beleefd zijn, wens uitdrukken > Ik zou graag .... hebben. 
haben, sein, werden, wissen & modale werkwoorden hebben hun eigen "zou-vorm"
werkwoord in de verleden tijd vervoegen + een Umlaut
Let op: bij sollen en wollen komt nooit een Umlaut.



Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wortschatz Lektion 2.1/2.2
1. aussehen
2. der Friseur
3. die Farbe
4. das Taschengeld
5. der Kunde
6. täglich
7. heute
8. das Kaufhaus
9. die Möbel
10. brauchen

Wortschatz Lektion 2.1/2.2
1. Welke werkwoorden staan in de woordenlijst?
2. Welke vrouwelijke woorden staan in de woordenlijst?

Slide 14 - Slide

Week 46
Herzlich willkommen!
Grammatik: Modalverben
Präsens = tegenwoordige tijd
Partizip II = voltooid deelwoord
"De klas moet maar snel wegwezen."

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hoe wordt 'wollen' vertaald?
A
lusten
B
aardig vinden
C
willen
D
houden van

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de vertaling van 'sollen'?
A
weten
B
moeten
C
willen
D
bevel van een ander/advies van een ander

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent 'müssen'?
A
moeten
B
noodzaak vanuit jezelf
C
houden van
D
aardig vinden

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van 'dürfen'?
A
mogen
B
toestemming hebben
C
kunnen
D
in staat zijn tot

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke persoonlijke voornaamwoorden komt er geen uitgang achter?
A
ich & du
B
er/sie/es & sie/Sie
C
du & er/sie/es
D
ich & er/sie/es

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Maak zelf een zinnetje met het werkwoord dürfen en het pers. vnw ich / du of er

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Aufgabe 2 > Seite 62
Wie: zusammen
Hilfe: Hörfragment
Zeit: 3 bis 5 Minuten

Aussprache
VWO 2
Kapitel 2: Lektion 2 (Grammatik)

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Aufgabe 2, 3 und 4 > Seite 68/69
Wie: selbstständig, ihr seid Still
Hilfe: Bildwörterbuch auf Seite 68
Zeit: 10 Minuten

Früher fertig?
Ihr dürft jetzt für Deutsch lernen.
Lektion 3
VWO 2
Kapitel 2: Lektion 3 (die Farben)
timer
10:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Ik ken de betekenissen van de modale werkwoorden.
05

Slide 24 - Poll

This item has no instructions

Ik kan de modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
05

Slide 25 - Poll

This item has no instructions

Vervoeg de modale werkwoorden:

(kunnen) Ich ............... gut kochen.

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Vervoeg de modale werkwoorden.

(weten) Du ........... noch nicht alles über mich.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Vervoeg de modale werkwoorden.

(aardig vinden) Er ........... seine Lehrerin nicht.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Vervoeg de modale werkwoorden:
Entschuldigung, ____ (mogen) ich Sie etwas fragen?

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Vervoeg de modale werkwoorden:

(kunnen) Mein Freund .............. auch gut kochen.

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Vervoeg de modale werkwoorden:

(moeten) ........... ihr auch jetzt zur Schule gehen.

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Vervoeg de modale werkwoorden.

(dürfen) Ab wann ...... sie (ev) wieder trainieren?

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Aufgabe: Beschreib die Kleidung deines/deiner Nachbar*in.
Wie: zu Zweit
Hilfe: Bildwörterbuch auf Seite 68
Zeit: 5 Minuten

Früher fertig?
Macht das eine zweite Runde. 
Lektion 3: Sprechen
VWO 2
Kapitel 2: Lektion 3 (die Farben)
timer
10:00

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Aufgabe: 5 und 6 > Seite 70
Wie: zu Zweit
Hilfe: Lernbox 3
Zeit: 15 Minuten

Früher fertig?
Aufgabe 7 > Seite 72 machen
Lektion 3: Sprechen
VWO 2
Kapitel 2: Lektion 3 (die Farben)
timer
10:00

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Herzlich willkommen!
Lektion 1
VWO 2
Kapitel 2: Lektion 1 Einführung
Zusammen: Aufgabe   auf Seite 
Erklären Modalverben
Arbeitet selbstständig an den Aufgaben  auf Seite 
Früher fertig? (Wahlzeit)
Lernen für Deutsch






Slide 35 - Slide

Week 46 - les 2
Les 3 vervalt
Zoek de juiste vertalingen van de modale werkwoorden bij elkaar.
können
wollen
dürfen
wissen
müssen
mögen
sollen
möchten
willen
mogen (toestemming)
zullen
mogen (graag zien/lusten)
moeten
zou graag willen
kunnen
weten

Slide 36 - Drag question

This item has no instructions

ik wil
hij kan
wij moeten
jij weet
jullie mogen
zij houdt (van)
Ergänze die Modalverben
ich will
sie mag
er kann
ihr dürft
wir müssen
du weißt

Slide 37 - Drag question

This item has no instructions