Stel je lost 6,0 gram HCl op in 1 L water. Wat wordt de pH
HCl --> Cl- + H+
6,0 gram / 36,46 g/mol= 0,16 mol
molverhouding 1:1 dus 0,16 mol H+
0,16 mol / 1L = 0,16 M
-log(0,16) = 0,80
1 / 34
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Sterke zuren
Stel je lost 6,0 gram HCl op in 1 L water. Wat wordt de pH
HCl --> Cl- + H+
6,0 gram / 36,46 g/mol= 0,16 mol
molverhouding 1:1 dus 0,16 mol H+
0,16 mol / 1L = 0,16 M
-log(0,16) = 0,80
Slide 1 - Slide
6.4 pH berekenen
Slide 2 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
- herhalen molrekenen
- koppelen aan pH
Slide 3 - Slide
Aan het einde van de les
Kun je rekenen aan reacties met mol (kon je als het goed is al)
Kun je zuur-base reacties opstellen (kon je al het goed is al)
kun je de pH van een zure oplossing berekenen
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Als ik 5,0 gram HCOOH heb, hoeveel mol is dit?
A
5,0
B
46,03
C
0,11
D
0,43
Slide 6 - Quiz
Als ik 4,0 mol natronloog (NaOH) heb, hoeveel gram heb ik dan?
A
4,0
B
40
C
10
D
160
Slide 7 - Quiz
Ik ga 3,0 mol van stof X oplossing in een halve liter water. Wat is de molariteit/concentratie?
A
3,0
B
0,5
C
5,0
D
6,0
Slide 8 - Quiz
Ik heb de volgende reactievergelijking:
2Na + Cl2 --> 2 NaCl
Ik gebruik 5,0 gram natrium. hoeveel gram chloor heb ik nodig?
Slide 9 - Slide
pH
zuren: H+ verlaagt de pH
basen: OH- verhoogt de pH
hoe hoger de concentratie H+/OH- hoe lager/hoger de pH
Slide 10 - Slide
Formule voor zuren
Slide 11 - Slide
Sterke zuren
Stel je lost 6,0 gram HCl op in 1 L water. Wat wordt de pH
HCl --> Cl- + H+
Slide 12 - Slide
Sterke zuren
Stel je lost 6,0 gram HCl op in 1 L water. Wat wordt de pH
HCl --> Cl- + H+
6,0 gram / 36,46 g/mol= 0,16 mol
Slide 13 - Slide
Sterke zuren
Stel je lost 6,0 gram HCl op in 1 L water. Wat wordt de pH
HCl --> Cl- + H+
6,0 gram / 36,46 g/mol= 0,16 mol
molverhouding 1:1 dus 0,16 mol H+
Slide 14 - Slide
Sterke zuren
Stel je lost 6,0 gram HCl op in 1 L water. Wat wordt de pH
HCl --> Cl- + H+
6,0 gram / 36,46 g/mol= 0,16 mol
molverhouding 1:1 dus 0,16 mol H+
0,16 mol / 1L = 0,16 M
Slide 15 - Slide
Basen
Hoe hoger de pH
hoe meer OH- (hogere concentratie)
Slide 16 - Slide
pH voor basen
.
Maar pOH is NIET pH
Slide 17 - Slide
NORMALE Significantie regels
- Horen bij meetwaardes
- Bij delen en vermenigvuldigen: niet meer significantie cijfers dan het getal met de laagste hoeveelheid significantie cijfers
- optellen en aftrekken: schrijf eerst alles op in dezelfde eenheid en dezelfde 10 macht --> getal niet meer decimalen dat het getal met de laagste aantal decimalen
Slide 18 - Slide
Significantie
- Nullen vóór het getal begint tellen niet mee, wel daarna
Slide 19 - Slide
Hoeveel significantie cijfers heeft: 0,03245
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 20 - Quiz
Hoeveel significantie cijfers moet de volgende rekensom hebben: 2,314 * 4,3
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 21 - Quiz
Significantie regels bij een pH berekening
Het aantal significante cijfers van de concentratie = het aantal decimalen van de pH
bv: concentratie van 0,040 M (2 significante cijfers)
-log(0,040) = 1,39794
dan 2 decimalen = 1,40
Slide 22 - Slide
ik ga 3,5 gram van zuur X oplossen in 250 mL. hoeveel decimalen heeft de pH?
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 23 - Quiz
Bereken de pH van de volgende oplossingen
1. Ik los 2,35 gram waterstofbromide op in 750 mL water.
2. Ik los 4,32 gram H2SO4 op in 1,5 L water.
Slide 24 - Slide
Ik heb een 300 mL HBr oplossing met een pH van 3,5. Hoeveel gram HBr is er opgelost.
Slide 25 - Slide
Ik ga VAST natriumhydroxide laten reageren met zoutzuut (HCl oplossing). Stel ik heb 5,0 gram calciumcarbonaat, hoeveel mol H+ heb ik dan nodig?
1. Stel de zuurbase reactie op (houdt rekening met of een stof vast of niet is)
Slide 26 - Slide
Ik ga VAST natriumhydroxide laten reageren met zoutzuut (HCl oplossing). Stel ik heb 5,0 gram natriumhydroxide, hoeveel mol H+ heb ik dan nodig?
1. Stel de zuurbase reactie op (houdt rekening met of een stof vast of niet is)
NaOH = sterke base
HCl = sterk zuur
NaOH (s) + H+ (aq) --> Na+ (aq) + H2O (l)
Slide 27 - Slide
Ik ga VAST natriumhydroxide laten reageren met zoutzuut (HCl oplossing). Stel ik heb 5,0 gram natriumhydroxide, hoeveel mol H+ heb ik dan nodig?
1. Stel de zuurbase reactie op (houdt rekening met of een stof
NaOH (s) + H+ (aq) --> Na+ (aq) + H2O (l)
2. Bereken hoeveel mol NaOH
Slide 28 - Slide
Ik ga VAST natriumhydroxide laten reageren met zoutzuut (HCl oplossing). Stel ik heb 5,0 gram natriumhydroxide, hoeveel mol H+ heb ik dan nodig?
1. Stel de zuurbase reactie op (houdt rekening met of een stof
NaOH (s) + H+ (aq) --> Na+ (aq) + H2O (l)
2. Bereken hoeveel mol NaOH
5 / 39,998 = 0,13 mol
Slide 29 - Slide
Ik ga VAST natriumhydroxide laten reageren met zoutzuut (HCl oplossing). Stel ik heb 5,0 gram natriumhydroxide, hoeveel mol H+ heb ik dan nodig?
1. Stel de zuurbase reactie op (houdt rekening met of een stof
NaOH (s) + H+ (aq) --> Na+ (aq) + H2O (l)
2. Bereken hoeveel mol NaOH
5 / 39,998 = 0,13 mol
3. kijk naar de molverhouding
Slide 30 - Slide
Ik ga VAST natriumhydroxide laten reageren met zoutzuut (HCl oplossing). Stel ik heb 5,0 gram natriumhydroxide, hoeveel mol H+ heb ik dan nodig?
1. Stel de zuurbase reactie op (houdt rekening met of een stof
NaOH (s) + H+ (aq) --> Na+ (aq) + H2O (l)
2. Bereken hoeveel mol NaOH
5 / 39,998 = 0,13 mol
3. kijk naar de molverhouding
1:1 dus ook 0,13 mol H+
Slide 31 - Slide
Ik laat 1,0 L mierenzuur oplossing HCOOH van 2,0 M reageren met vast NaCN. Hoeveel gram NaCN kan er reageren?
Slide 32 - Slide
Ik laat 1,0 L mierenzuur oplossing HCOOH van 2,0 M reageren met vast NaCN. Hoeveel gram NaCN kan er reageren?
1. Geef de zuur-base reactie
2. Bereken hoeveel mol HCOOH
3. Bereken hoeveel gram NaCN
Slide 33 - Slide
Snap je het? Maak opdracht 43, moeite mee? Doe mee met gezamenlijke opdracht
Ik laat 200 mL 3,0 M NaNH2 oplossing reageren met azijnzuur. bereken hoeveel gram azijnzuur er kan reageren