Woordenschat college 1

Semantiek:
A
betekenis
B
klank
C
gebruik in de zin
D
toepassing in de praktijk
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
NederlandsHBOStudiejaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Semantiek:
A
betekenis
B
klank
C
gebruik in de zin
D
toepassing in de praktijk

Slide 1 - Quiz

Fonologie:
A
afleiding/samenstelling
B
hoe het geschreven wordt
C
klank
D
gebruik in een situatie

Slide 2 - Quiz

Morfologie:
A
afleiding/samenstelling
B
gebruik in de zin
C
klank
D
betekenis

Slide 3 - Quiz

Pragmatiek:
A
klank
B
gebruik in een situatie
C
gebruik in de zin
D
betekenis

Slide 4 - Quiz

Waarbij er steeds meer nieuwe woorden en een grote variatie aan contexten bij komen.

A
verbreden
B
verdiepen

Slide 5 - Quiz

Waarbij steeds meer betekenisverbindingen ontstaan (kip, kuikentje, plofkip, vrije-uitloopeieren en broedproces).

A
verbreden
B
verdiepen

Slide 6 - Quiz

Intentionele leersituatie:

A
het leren van woorden is een expliciet doel.
B
de leerlingen leren nieuwe woorden spontaan in of buiten de lessituatie.

Slide 7 - Quiz

De leerlingen leren nieuwe woorden spontaan in of buiten de lessituatie.

A
Intentionele leersituatie
B
Incidentele leersituatie

Slide 8 - Quiz

Labelen:

A
hierbij gaat het om de relatie met andere woorden.
B
de kinderen leren het woord ook in andere contexten toepassen.
C
de kinderen leren waar een woord in een bepaalde context naar verwijst.

Slide 9 - Quiz

Productieve en actieve woordenschat:

A
de woorden die we begrijpen.
B
de woorden die we zelf gebruiken.

Slide 10 - Quiz