Clase 5 P2 3HV Zinnen schrijven

1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

¡Bienvenidos a tu clase de español!
5
Hoy es martes
11 de enero de 2022

Slide 2 - Slide

Prepárate para la clase
Maak je klaar voor de les...
timer
1:00
¡Importante!
  • Tu portátil aún está cerrado 
Je laptop is nog dicht.
  • Tu móvil está apagado en y tu bolsa o mochila, la cual está al suelo
Je mobiel is uit en in je tas en die staat op de grond.
  • Tienes tu cuaderno, portátil y bolígrafo
Schrift, laptop en pen heb je bij je.
  • ¡Haz caso y guarda el silencio!
 Let op! Oren open en wees stil!


Slide 3 - Slide

El programa de hoy

1)  refrescar la memoria

2) Practicar escritura

3) Voca overhoren quizlet


Hoy es martes, 
el 11 de enero de 2022

Slide 4 - Slide

Leerstof Spaans toetsweek '22
- Vocabulario: H6 6.1 6.2 6.3 NL-ESP (WB blz 103-104) 
- Roze werkwoorden blad 25 t/m 50 ESP-NL
- Nabije toekomende tijd (futuro: vervoeging van IR + A + heel WW) 
- Presente perfecto, voltooid deelwoord (regelmatige en onregelmatige uitzonderingen)
- Hay, estar,  Ser, tener, ir, gustar, kunnen vervoegen, 
Regelmatige werkwoorden vervoegen ( AR-ER-IR)
- Onregelmatige werkwoorden vervoegen (m. klankverandering (e>ie/u>ue/o>ue/e>i
  + onregelmatige yo-vorm: bv: conozco, sé, doy etc, zie groene boekje)
- Wederkerende werkwoorden (die eindigen op -SE: llamarse, levantarse etc.)
- Aanwijzende voornaamwoorden (vb este, esta/ ese esa/ aquel, aquella , eso esto etc) 
- Klok: tijd kunnen opschrijven en weten hoe je om de tijd vraagt.
- Voorzetsels (por, para, a, de, con, en) 
- Bezittelijke voornaamwoord (mi, tu, su nuestro/-a etc)
- Bijvoeglijk naamwoord (plaats ervan  gebruik ( m/v en  meervoud)
- Vraagwoorden (cómo, cuándo, qué, por qué etc)


Slide 5 - Slide

inhalers SO 16 december
op 13 januari 8:20
check je Magister.

Slide 6 - Slide

¡Vamos a refrescar la memoria!

Slide 7 - Slide

Presente:
Een AR werkwoord heeft de volgende uitgangen...
A
o - as - a - amos - áis - an
B
o - es - e - imos - ís - en
C
o - es - e - emos - éis - en

Slide 8 - Quiz

Presente:
Een ER werkwoord heeft de volgende uitgangen...
A
o - as - a - amos - áis - an
B
o - es - e - imos - ís - en
C
o - es - e - emos - éis - en

Slide 9 - Quiz

Presente:
Een IR werkwoord heeft de volgende uitgangen...
A
o - as - a - amos - áis - an
B
o - es - e - imos - ís - en
C
o - es - e - emos - éis - en

Slide 10 - Quiz

De presente heeft .... groepen onregelmatigheden
A
2 (helemaal onr. & 1e p onr)
B
3 (helemaal onr. & 1e p onr & klinkerwisseling)
C
4(helemaal onr. & 1e p onr & klinkerwisseling & wederkerend)

Slide 11 - Quiz

Vervoeg in de presente:
saber - yo
A
B
sabo
C
sepo
D
se

Slide 12 - Quiz

Vervoeg in de presente:
jugar - ellas
A
jugan
B
jugen
C
juegan
D
juegen

Slide 13 - Quiz

de PERFECTO maak je door...
A
ir + a + hele ww
B
haber + stam ww + ado/ido
C
estar + stam ww + ando/iendo

Slide 14 - Quiz

PERFECTO-vormen kunnen eindigen op...
A
-ado & -ido
B
-edo & -ado & -ido
C
-iendo & -ando
D
-ando & -indo

Slide 15 - Quiz

PERFECTO:
hacer - vosotros
A
habéis hache
B
hemos hacido
C
habeís hecho
D
habéis hecho

Slide 16 - Quiz

PERFECTO:
escribir - tú
A
has escribido
B
has escrito
C
ha escrito
D
has escribes

Slide 17 - Quiz

PERFECTO:
dormir (ue) - ellos
A
han duermo
B
han duermido
C
han dormido
D
han duermen

Slide 18 - Quiz

De futuro maak je...
A
hele werkwoord + o, as, a, amos, áis, an
B
met een vorm van ir + a + hele ww
C
met een vorm van haber + stam ww + ado/ido

Slide 19 - Quiz

Zet in de futuro:
creer - yo

Slide 20 - Open question

Zet in de futuro:
explicar - nosotros

Slide 21 - Open question

Zet in de futuro:
mirar - vosotros

Slide 22 - Open question

¿Cómo escribir frases en español?
Om Spaanse zinnen op de goede manier te schrijven, hou je rekening met de onderstaande vragen 

  1. Staan alle werkwoorden bij elkaar?
  2. Is per zin 1 werkwoord vervoegd?
  3. Staat de ontkenning vóór het vervoegde werkwoord? >> no somos tontos
  4. Staat het belangrijkste werkwoord in de juiste tijd? (dus tegenwoordige tijd, toekomende tijd, etc.)
  5. Staat dat werkwoord goed vervoegd bij de juiste persoonsvorm? ; yo soy, ellos hablan etc
  6. Staat de tijdsaanduiding* vóór of achteraan de zin?  (gisteren, vanochtend, in 1898, om half drie, etc)
  7. Staat de plaatsbepaling** vóór of achteraan de zin? (hier/daar, in Madrid, vlakbij de Kwakel, boven, achter, etc)
  8. Zijn het bijvoeglijk-,bezittelijk voornaamwoord en lidwoord aan het zelfstandig naamwoord aangepast? vb. : Un libro rojo ; Nuestra casa roja ;  Vuestras mochilas pesadas
  9. Hebben de vraagwoorden accenten?  é , í, á ó, ú ?;  Denk ook aan de ¿? en de ¡! (alt gr + letter)
  10. Heb je voor de bijzin de bovenstaande regels opnieuw toegepast?

Stappen om Spaanse zinnen te schrijven

Slide 23 - Slide

Oefenen met zinnen schrijven
Ga naar jullie Classroom en maak Opdracht 1  Zinnen schrijven.

Gebruik evt. hiervoor de regels voor het zinnen schrijven en het document met alle grammatica tot nu toe (onder 'Extra Info'). 

Slide 24 - Slide

¿Qué vas a hacer?: Vas a practicar escribir frases en español para el PW
¿Qué necesitas?:  La tarea en Classroom
¿Cómo?: Tú trabajas solo o sola ; Alleen, zelfstandig werken 

¿Cuánto tiempo?: 30 minutos. 
Objetivo (doel): Je oefent je Spaanse schrijfvaardigheid

He terminado la tarea ¿y ahora?/ Klaar, en nu?
aprender >> el vocabulario 6.1 ,6.2, 6.3 en werkwoorden 
v/h roze blad 25-50.
Trabajo autónomo
-
Zelfstandig werk
Paso a paso: Stappenplan 

Slide 25 - Slide

APRENDE (LEER):  
VOCA 6.1 t/m 6.3 ( NL> ESP)
+ roze werkwoordenblad 25t/m 50
+ begin met het leren vd stof voor het PW 

HAZ (MAAK):
schrijfoefening 1 
 lever deze in via classroom !
Los deberes para la próxima clase
(het huiswerk voor de volgende les...)
¡Mucha suerte!; veel succes!

Slide 26 - Slide

y... ¿Qué has aprendido hoy?
¿Hay preguntas? (zijn er vragen?)

Slide 27 - Slide