IO 18C. Welbevinden

1 / 25
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

IO 18C
Welbevinden

Slide 2 - Slide

Inleiding
In deze leereenheid ga je opnieuw observeren, maar dit keer op verschillende manieren. Je kijkt nu niet naar wat het kind kan, maar naar hoe het kind zich voelt en hoe het zich gedraagt. Met andere woorden; het welbevinden van het kind. 

Slide 3 - Slide

Doel IO 18C
Het doel van deze leereenheid is dat je doormiddel van verschillende observatiemethoden het welbevinden van een kind op je BPV in kaart brengt.

Slide 4 - Slide

waar denk je aan bij het woord welbevinden?

Slide 5 - Mind map

Welbevinden
Welbevinden is een basisvoorwaarde voor kinderen om gezond en veilig op te kunnen groeien en te leren. Welbevinden is hoe iemand, bijvoorbeeld een kind, mentaal, sociaal en fysiek in het leven staat. Het is ook wel de mate waarin iemand zich tevreden voelt met zijn of haar leven. Alle aspecten van het leven spelen een rol bij het ervaren welbevinden van een kind. Dit betekent dat voor emotionele aspecten, maar ook bijvoorbeeld de leefomstandigheden en de sociale vaardigheden het welbevinden van kinderen kunnen vergroten of verminderen. 
(bron: https://wij-leren.nl/welbevinden.php)

Slide 6 - Slide

welke observatietechnieken ken je?

Slide 7 - Mind map

Observatieplan maken
WIE-SITUATIE-WANNEER-DOEL-OBSERVATIEVRAGEN-METHODEN-TECHNIEK-HULPMIDDELEN-TERUGKOPPELEN

Slide 8 - Slide

Observatiedoel bepalen
*Wat weet en ken ik al allemaal over hetgeen ik wil observeren?
*Wat zou ik nog graag te weten komen?
*Welke observatiemethode is het meest geschikt om hierachter te komen?

Slide 9 - Slide

METHODEN
-Participerend
-Niet-participerend
-Gestructureerde observatie: het kind staat centraal en je gebruikt hetzelfde observatieplan       -Ongestructureerde observatie:  het gedrag van individuen zo gedetailleerd mogelijk geobserveerd. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van een vooraf opgesteld observatieschema, maar wordt juist zoveel mogelijk informatie verzameld. Het doel hiervan is om een verhalend verslag van het geobserveerde gedrag te schrijven   

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                 














Slide 10 - Slide

Techniek
participerend observeren
* volledig-participerend
*half-participerend
*niet-participerend

Slide 11 - Slide

Hulpmiddelen
Zintuigen
Protocollen
Formulieren
Testen
spelmaterialen etc.

Slide 12 - Slide

Resultaat
Aan het eind van deze periode kan je met behulp van verschillende observatietechnieken het welbevinden van een kind in kaart brengen

Slide 13 - Slide

Producten en Diensten
• Onderzoek naar welbevinden op de BPV
• Minimaal drie verschillende observatieplannen.
• Een rapportage van de verschillende observaties.
• De welbevinden inzichtkaart met toelichting

Slide 14 - Slide

Voorbereiden
• Neem samen met je praktijkbegeleider de opdracht door.
• Lees de werkprocessen en de gedragsbeschrijvingen die daarbij horen in het waarderingsformulier.
• Bekijk de inleiding wat is het doel van deze leereenheid?
• Wat weet je al? Wat kun je al? Wat doe je al? Bedenk dan wat je nog nodig hebt (kennis, materiaal, middelen) om het doel van deze leereenheid te behalen.

Slide 15 - Slide

Onderdeel A. Onderzoek
* Onderzoek en beschrijf hoe op jouw BPV het welbevinden van de kinderen gestimuleerd wordt en of er een welbevinden-observatielijst gebruikt wordt. *Benoem ten minste drie manieren waarop het welbevinden van kinderen wordt gestimuleerd en baseer je hierbij op gesprekken met collega’s en documenten van de BPV-plek

Slide 16 - Slide

Onderdeel B. Observeren
• Bepaal in overleg met je stagebegeleider bij welk kind je het welbevinden gaat observeren (en bij wie jij dit een periode later gaat stimuleren). Vraag in een gesprek de ouders om toestemming.
• Bepaal per gebied van het welbevinden hoe je dit gaat observeren. Gebruik in elk geval drie verschillende observatie technieken, daarvan is één de participerende observatie (interactief).
• Bereid de observaties voor en zorg, indien nodig, voor de juiste observatieformulieren.
• Voer je observatieplannen uit en observeer het kind minimaal 3 keer verspreid over langere tijd.
• Verwerk de observaties in een objectief rapportageverslag. Trek een conclusie en maak hierbij duidelijk onderscheid tussen feiten, interpretaties en waardeoordelen.

Slide 17 - Slide

C. Welbevinden inzichtkaart
• Maak een welbevinden-inzichtkaart. Hoe je dit doet mag je helemaal zelf weten, als maar in 1 oogopslag duidelijk is uit welke gebieden het welbevinden bestaat en hoe de stand van zaken is bij het kind dat jij hebt geobserveerd. Baseer dit op de rapportage van je observaties.
• Schrijf bij de kaart een toelichting en bedenk vast welk gebied van het welbevinden van het kind gestimuleerd zou kunnen worden.


Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

D. Evalueren en reflecteren
Evalueer het proces:
- Hoe heb je ervoor gezorgd dat je de opdracht goed hebt afgestemd met je praktijkbegeleider?
- Hoe verliep de communicatie met je praktijkbegeleider?
- Welke feedback heb je van je praktijkbegeleider gekregen tijdens het werken aan de leereenheid?
Evalueer het product (doel):
- Hoe heb je aan het doel van de leereenheid gewerkt?
- In welke mate heb je het doel bereikt?
Reflecteer op de werkprocessen:
Kijk naar de werkprocessen en de inleiding van de leereenheid.
- In welke mate heb jij aan de werkprocessen gewerkt?
- Hoe heb jij je ontwikkeld?
- Welke stappen heb je ondernomen?

Slide 20 - Slide

Werkprocessen
Profieldeel
Kerntaak 1 Opvoeden en ontwikkelen van het kind/de kinderen in de kinderopvang
P1-K1-W2 Stelt een activiteitenprogramma op (G)
P1-K1-W3 Maakt een plan van aanpak voor de begeleiding (G)
P1-K1-W4 Zorgt voor uitvoering van het dagprogramma (G)

Slide 21 - Slide

wat is het doel van deze IO??

Slide 22 - Mind map

Wat betekent Gestructureerd observeren?
A
Een observatie met een vooraf opgesteld doel
B
Zonder doel het kind observeren

Slide 23 - Quiz

Wat betekent Participerend observeren?
A
Van een afstandje het kind observeren
B
Tijdens een activiteit het kind observeren

Slide 24 - Quiz

Heb je nog vragen?
A
Ja
B
nee
C
twijfel

Slide 25 - Quiz