9 feb WS H3 (en H1) en lekker buiten in de sneeuw

9 februari        1d  10.35 - 11.35 uur
  • Woordenschat H3 opdr. 2 en 3 kort nabespreken
  • Lekker buiten aan de slag met woordenschat :-)


Huiswerk woensdag: opdracht 5 en 6 van woordenschat H3 maken. En wie opdr. 3 nog niet had gemaakt --> hv-melding + maken voor woensdag!

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

9 februari        1d  10.35 - 11.35 uur
  • Woordenschat H3 opdr. 2 en 3 kort nabespreken
  • Lekker buiten aan de slag met woordenschat :-)


Huiswerk woensdag: opdracht 5 en 6 van woordenschat H3 maken. En wie opdr. 3 nog niet had gemaakt --> hv-melding + maken voor woensdag!

Slide 1 - Slide

Doelen van deze les:
1) je kunt de betekenis van een onbekend woord  beter onthouden m.b.v. een voorbeeld.
2) je bent actief in de frisse lucht zodat je hersens energie krijgen om beter te leren.

Slide 2 - Slide

Woordenschat H3 opdr. 2 + 3 bespreken

Slide 3 - Slide

Buitenopdracht
De sneeuw in
Aangezien we al maanden vastgeroest zitten achter onze computers, wordt het tijd dat we eens naar buiten gaan! Jullie gaan deze les de sneeuw in met een camera (of je telefoon). Buiten voeren jullie de volgende opdrachten uit. Let op! Je maakt zelf foto’s, je mag geen plaatjes van internet gebruiken. Vraag hulp aan je gezinsleden of een klasgenoot!

Slide 4 - Slide

Opdracht 1
Bekijk de vetgedrukte woorden uit woordenschat H1 en H3. Maak 5 foto's buiten (mensen, dieren, dingen, planten, gebeurtenissen en/of namen). Onder de foto schrijf je het woord uit woordenschat.
 

                                                                      fysiek



Slide 5 - Slide

Opdracht 2
Maak bij elke foto een  goede zin met elk minimaal twee woorden uit woordenschat H1 en/of H3 en geef in elke zin minimaal een voorbeeld. 
Gebruik voor elke zin een ander signaalwoord. Onderstreep de uit woordenschat gebruikte woorden.
Bijvoorbeeld:
Sneeuwballen gooien is een fysiek spel waarbij je veel zintuigen gebruikt, zoals horen, kijken en voelen.



Slide 6 - Slide

Opdracht 3
Lever je foto + onderschrift (de zinnen) in via de LessonUp of app je foto's naar je docent (06 400 70 859) in de laatste 10 minuten van de les.

Tip: maak een foto in whatsapp, zet er een zin onder, maak daarvan een screenshot en stuur dit in als foto.


Slide 7 - Slide

Lever je foto's in

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Fictie lezen!
We lezen H2 en maken daarna een opdracht (= huiswerk volgende week)

Slide 10 - Slide

Lesdoel
Door het maken van een collage, laat ik zien wat de belangrijkste personages en gebeurtenissen zijn tot nu toe. Ik leer een collage te maken.

Slide 11 - Slide

Werken met Pic collage

Slide 12 - Slide

Huiswerkopdracht
Noteer telkens na het lezen van een hoofdstuk:

1) Verhaal tot nu toe
2) belangrijkste personen,
3) belangrijkste gebeurtenissen en de sfeer

Slide 13 - Slide

Woordenschat H3 
Doel: je kunt de betekenis van een onbekend woord raden door te zoeken naar een voorbeeld.

Slide 14 - Slide

Samen aan de slag
Werk ONLINE
Opdracht 2 en 3
Huiswerk di 9 feb = afmaken opdr. 2 en 3 WS H3 en 
leer de woorden + betekenissen van startopdr, theorie + opdr. 1

timer
20:00

Slide 15 - Slide

1 cryptogram voorbeeld: rond dansfeest; je kunt ‘m hooghouden en ertegenaan schoppen
  betekenis: taalpuzzel met raadselachtige (cryptische) omschrijving
2 hint voorbeeld: je kunt ‘m hooghouden en ertegenaan schoppen
     betekenis: aanwijzing; tip
3 balsporten voorbeeld: voetbal, golf, volleybal en tennis
betekenis: sporten waarbij een bal gebruikt wordt
4 lichaamsdelen voorbeeld: voet
     betekenis: delen van het lichaam met een eigen functie
5 interpretaties voorbeeld: (‘bal’ als) scheldwoord, belediging
     betekenis: betekenisgeving; uitleg waaruit blijkt hoe je iets opvat
6 belediging voorbeeld: ‘rechtse bal’, ‘bal gehakt’
     betekenis: woord of uitspraak waarmee je iemand kwetst

Slide 16 - Slide

7 conservatief voorbeeld: gehecht aan tradities; van oordeel dat de overheid niet te veel in de samenleving moet ingrijpen
  betekenis: behoudend; niet geneigd tot grote veranderingen
8 figuurlijk voorbeeld: ‘bal gehakt’; ‘de bal is rond’
betekenis: niet-letterlijk; iets anders betekenend dan wat er letterlijk staat; bij wijze van spreken
9 zegswijzen voorbeeld: Wie kaatst, moet de bal verwachten.
     betekenis: vaste uitdrukking; gezegde; spreekwoord
10 homoniemen voorbeeld: arm, jacht, kussen
     betekenis: woorden met meerdere betekenissen
11 oorsprong voorbeeld: ‘kater’ (mannetjeskat) komt waarschijnlijk uit Egypte
betekenis: waar iets vandaan komt; bron; punt van waaruit iets begint
12 woordspeling voorbeeld: Niets is linker dan voor eigen rechter spelen.
betekenis: het opzettelijk verwisselen van twee betekenissen van een woord om een grappig effect te bereiken

Slide 17 - Slide

In al. 4 van tekst 1 bij opdr. 3 staat het woord 'etymologen'. Wat zijn dat voor mensen?

Slide 18 - Open question

Huiswerk dinsdag 9 februari 
- Leer de betekenissen van de woorden uit de startopdracht, theorie, opdr. 1 en 2.
- Maak opdracht 4 en 5 (spreek af met een klasgenootje!)

Slide 19 - Slide