4.1 Zijn wij allemaal Nederlanders?

Dillema
Lees eerst goed paragraaf 4.1 door voordat je aan deze Lessonup begint.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Dillema
Lees eerst goed paragraaf 4.1 door voordat je aan deze Lessonup begint.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Stelling: De 'Nederlandse identiteit' (gemeenschappelijk beeld) bestaat niet!

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Video

Is er geen Nederlandse identiteit?
  • De uitspraak van Maxima dat DE Nederlandse identiteit niet bestaat, zorgde voor veel discussie
  • Er wonen in NL zo'n 200 verschillende nationaliteiten
  • Nederland is een pluriforme samenleving (samenleving met verschillende levensstijlen en culturen)
  • Cultuur: alles wat mensen maken, denken en doen. Dit leer je thuis of van anderen. Je kunt hierin drie dimensies aanwijzen:

1. Ideële dimensie (over waarden)

2. Normerende dimensie (normen/gedragsregels)

3. Materiële dimensie (uiterlijk zoals: gebouwen, gebruiken, symbolen, rituelen)













Slide 5 - Slide

Zoek een foto waarbij de verschillen in cultuur te zien zijn en geef aan binnen welke dimensie de foto hoort!

Slide 6 - Open question

Sociale cohesie
Het idee dat mensen zich verbonden voelen met elkaar (wij-gevoel), maakt samenleven een stuk makkelijker! Gedeelde kenmerken zijn daarom belangrijk!

Slide 7 - Slide

Wat zijn typische Nederlandse kenmerken die vallen binnen de dominante cultuur binnen de ideële dimensie? (blz.137)

Slide 8 - Open question

Wat zijn typische Nederlandse kenmerken die vallen binnen de dominante cultuur binnen de normerende dimensie? (blz.137)

Slide 9 - Open question

Wat zijn typische Nederlandse kenmerken die vallen binnen de dominante cultuur binnen de materiële dimensie? (blz.137)

Slide 10 - Open question

Verschillende cultuurgroepen
In Nederland zijn er verschillende cultuurgroepen: er zijn cultuurgroepen die voortkomen uit de Nederlandse geschiedenis, andere culturen zijn uit een ander land hier mee naartoe gekomen en hebben delen van hun cultuur weer meegenomen en weer andere culturen zijn anders omdat ze juist anders willen zijn. We maken onderscheid tussen:
> dominante cultuur: de overheersende cultuur in één land
> subcultuur: een cultuur die op bepaalde kenmerken afwijkt van de dominante cultuur 
> tegencultuur: een cultuur die zich afzet tegen de dominante cultuur.

Culturen verschillen per land! Denk bijvoorbeeld aan gelijkheid in Neder-
land waardoor homo's kunnen trouwen. Dat is niet overal zo...
Subculturen kunnen zich vormen rond een hobby, religie, seksuele geaardheid, geografische ligging, muziek en uiterlijk, beroepsgroep etc. 
Emo's, anti-globalisten en Hells Angels zijn voorbeelden van tegenculturen: op bepaalde kenmerken zetten zij zich af tegen de dominante cultuur.

Slide 11 - Slide

Geef een concreet voorbeeld van de normerende
dimensie van de moslimcultuur. Wat is misleidend om te denken aan 'moslimcultuur'?

Slide 12 - Open question

Moslims zijn leden van een subcultuur. Moslimextremisten worden beschouwd als leden van een tegencultuur. Wat is het verschil tussen een subcultuur en een
tegencultuur?

Slide 13 - Open question

Waarom ergens bij horen?
  • De groep waar je bij hoort bepaald je identiteit (= beeld dat je van jezelf hebt en dat je uitdraagt en hoe anderen dat beleven.
  • Mogelijkheid om elkaar beter te begrijpen en samenleven makkelijker te maken
  • Je sociale status laten zien (of bepaalde status nastreven)

Slide 14 - Slide

Stelling: de opkomst van de verzorgingsstaat heeft
bijgedragen aan de individualisering (de ontzuiling) van de samenleving. Is deze stelling juist of onjuist? Licht je keuze toe.

Slide 15 - Open question

Kijk op blz. 136 naar bron 3. Tot welke levensstijl behoort het gezin waar jij deel van
uitmaakt? Licht je keuze toe.

Slide 16 - Open question

Bedenk een maatregel die de overheid kan nemen om de groeiende achterstand van jongens ten opzichte van meisjes tegen te gaan. Leg uit hoe deze maatregel kan bijdragen aan de bestrijding van het probleem.

Slide 17 - Open question