6.1 eten en gegeten worden

6.1 Eten en gegeten worden
Thema 6 Ecologie
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

6.1 Eten en gegeten worden
Thema 6 Ecologie

Slide 1 - Slide

Wat weten we al?

Slide 2 - Slide

Ecologie

Slide 3 - Mind map

Voedselpiramide

Slide 4 - Mind map

Leerdoelen 6.1
  • Je kunt beschrijven dat bij fotosynthese energierijke stoffen worden gevormd uit energiearme stoffen, en hoe bij verbranding die energie weer vrijkomt.
  • Je kunt de voedselrelaties tussen organismen beschrijven.

Slide 5 - Slide

Voedselketen en voedselweb
  • Een voedselketen is een reeks soorten, waarbij elke soort wordt gegeten door de volgende soort.
  • In een gebied leven verschillende soorten.
  • Daarom lopen in sommige gebieden verschillende voedselketens door elkaar heen.
  • Deze voedselrelaties samen noem je een voedselweb.
  • Elk gebied heeft zijn eigen voedselweb. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hoe wordt een voedselketen gevormd?
A
Een reeks soorten waarbij elke soort wordt gegeten.
B
Een willekeurige combinatie van planten en dieren.
C
Een groep dieren die samen jagen op prooi.
D
Een verzameling van voedselbronnen in een gebied.

Slide 9 - Quiz

Fotosynthese 1/2
  • Planten nemen koolstofdioxide op uit de lucht.
  • Met hun wortels halen ze water uit de bodem.
  • Van koolstofdioxide en water maakt de plant glucose en zuurstof.
  • Dit proces heet fotosynthese.
  • Fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels.
  • Voor fotosynthese is energie nodig. Die energie haalt de plant uit zonlicht.
  • Bij fotosynthese ontstaan zuurstof en glucose.
  • Het grootste deel van de zuurstof wordt afgegeven aan de lucht.

Slide 10 - Slide

Fotosynthese 2/2
  • Bij fotosynthese verbruikt een plant de energiearme stoffen  koolstofdioxide en water. Energiearme stoffen bevatten weinig energie.
  • Bij fotosynthese ontstaan glucose en zuurstof. Zuurstof is energiearm, aar glucose bevat veel energie.
  • Bij fotosynthese wordt lichtenergie vastgelegd in glucose. Van glucose en mineralen maakt de plant de energierijke stoffen waaruit hij bestaat (koolhydraten, eiwitten en vetten)
  • Mineralen (voedingszouten) zijn energiearme stoffen in de bodem. Planten nemen deze op via hun wortels.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Wat is de primaire energiebron voor fotosynthese?
A
Zonlicht
B
Wind
C
Regenwater
D
Maanlicht

Slide 13 - Quiz

Waar vindt fotosynthese plaats in een plant?
A
Wortels
B
Stengels
C
Bladgroenkorrels
D
Bloemen

Slide 14 - Quiz

Verbranding
  • In een plant vindt verbranding plaats. Bij verbranding reageert een energierijke brandstof met zuurstof, hierbij komt energie vrij. 
  • In alle cellen van organismen vindt voortdurend verbranding plaats.
  • De belangrijkste brandstof is glucose.
  • Bij fotosynthese wordt energie vastgelegd in glucose. Als glucose wordt verbrandt, komt deze energie weer vrij.
  • Organismen gebruiken deze energie om te groeien en te bewegen.
  • Fotosynthese en verbranding zijn voorbeelden van stofwisseling. Stofwisseling zijn alle processen waarbij stoffen worden omgezet.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Wat is de belangrijkste brandstof bij verbranding in een plant?
A
Glucose
B
Water
C
Koolstofdioxide
D
Zuurstof

Slide 18 - Quiz

Producenten en consumenten
  • Organismen met bladgroenkorrel kunnen energiearme stoffen omzetten in energierijke stoffen. Deze organismen noemen we producenten.
  • Dieren kunnen zelf geen energierijke stoffen maken. Ze krijgen deze binnen via voedsel. Dieren zijn consumenten.
  • Consumenten onderscheiden we in: planteneters, alleseters en vleeseters.

Slide 19 - Slide

Planteneters, alleseters en vleeseters
  • planteneters eten alleen planten. In de voedselketen zijn ze altijd de 2e schakel. Planteneters noemen we daarom consumenten van de eerste orde.
  • Alleseters eten planten en dieren. Alleseters kunnen consument van de eerste orde of hoger zijn.
  • Vleeseters zeten alleen andere dieren. Ze zijn altijd consumenten van de tweede orde of hoger.  

Slide 20 - Slide

Wat zijn organismen die energiearme stoffen omzetten in energierijke stoffen?
A
Consumenten
B
Herbivoren
C
Predatoren
D
Producenten

Slide 21 - Quiz

Afvaleters
Er zijn ook planten en dieren die sterven zonder te worden opgegeten. Afvaleters eten van deze dode organismen.

Slide 22 - Slide

Reducenten en kringloop
  • Bacteriën en schimmels breken de resten van afvaleters af, zij zijn reducenten
  • Reducenten zetten de energierijke stoffen uit dode planten en dieren om in energiearme stoffen: koolstofdioxide, water en mineralen.
  • Planten kunnen deze energiearme stoffen weer opnemen.
  • Zo ontstaat een kringloop waarbij de stoffen steeds opnieuw worden gebruikt.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Wat is het resultaat van de afbraak door bacteriën en schimmels?
A
Methaan en stikstof.
B
Zuurstof en glucose.
C
Koolstofdioxide, water en mineralen.
D
Zouten en suikers.

Slide 25 - Quiz

Begrippen 6.1
  • Alleseters
  • Consumenten
  • Energiearme stoffen
  • Energierijke stoffen
  • Fotosynthese
  • Kringloop
  • Mineraal (voedingszout)

  • Planteneters
  • Producenten
  • Reducenten
  • Stofwisseling
  • Vleeseters
  • Voedselketen
  • Voedselweb

Slide 26 - Slide

Ik kan nu
  • Je kunt beschrijven dat bij fotosynthese energierijke stoffen worden gevormd uit energiearme stoffen, en hoe bij verbranding die energie weer vrijkomt.
  • Je kunt de voedselrelaties tussen organismen beschrijven.

Slide 27 - Slide

Aan het werk!
Maken opdrachten 6.1 : 1 t/m 7
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 6.1
Veel goed? -> Maken 7+ online extra  6.1 

 

timer
25:00

Slide 28 - Slide