les 1 intro krachten

T 4 nask 1
Krachten
Goedendag, fijn dat jullie er zijn
  • Telefoon in de telefoontas
  • Boek, schrift, pen, rekenmachine, geodriehoek op tafel
  • Zitten volgens de opstelling
1 / 22
next
Slide 1: Slide
naskMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2-4

This lesson contains 22 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

T 4 nask 1
Krachten
Goedendag, fijn dat jullie er zijn
  • Telefoon in de telefoontas
  • Boek, schrift, pen, rekenmachine, geodriehoek op tafel
  • Zitten volgens de opstelling

Slide 1 - Slide

Starter for ten, maak de vraag in je schrift.
(Herhaling)
Teken de auto over in je schrift.
Teken de volgende vier krachten.
Gebruik als krachtenschaal 1 cm = 500 N.
  1. De zwaartekracht van de auto is 2000 N
  2. De motorkracht van de auto is 1000 N
  3. De luchtweerstand is 500 N
  4. De rolwrijving is 500 N
timer
2:00

Slide 2 - Slide

Antwoord op de startvraag
  1. zwaartekracht begint midden in het voorwerp en is naar beneden, 4 cm
  2. de motorkracht begint in de auto (bij de motor) en is naar voor, 2 cm
  3. de luchtweerstand begint in de auto waar de lucht hem tegenhoudt (bij het voorraam) en is naar achter, 1 cm
  4. de rolwrijving is onder een wiel, naar achter gericht, 1 cm. 

Slide 3 - Slide

Doelen, wat gaan we doen.
  • Wat wordt er getest in het eerste tentamen en waar staat alles.
  • Herhaling vaardigheden rekenen (natuurkundige berekening en omrekenen)
  • Uitleggen paragraaf 1.1 soorten krachten
  • Uitleggen paragraaf 1.1. krachtmeter 

Slide 4 - Slide

Tentamen 1
Vier onderwerpen 
  1. krachten
  2. warmte
  3. energie
  4. elektriciteit

Alles terug te vinden op de classroom
  • begrippenlijsten
  • onderwerpen + uitlegfilmpjes
  • formules
  • vaardigheden

Slide 5 - Slide

Onderzoek
  • Alle onderzoeken tellen mee als een tentamen cijfer (10 % van je schoolexamen)
  • Onderzoeken mag je niet missen (inhalen of meedoen via de meet)
  • Van ieder onderzoek maakt iedereen een (invul) verslag. Het werkblad wordt ingeleverd voor een cijfer en in het dossier gedaan.
  • Er komen steeds 4 dingen terug: 
  1. Onderzoeksvraag
  2. meetresultaten
  3. verwerking van de meetresultaten
  4. conclusie


Slide 6 - Slide

Reken om (noteer de vraag en het antwoord in je schrift)
20 km = .... m
0,750 km = .... m
231 mm = .... m
89045 mm = ..... m
5 km = .... m
vergelijk je antwooord met een klasgenoot.
timer
1:30
  1. 20 000 m
  2. 750 m
  3. 0,231 m
  4. 89,045 m
  5. 5 000 m

Slide 7 - Slide

Reken om (wetenschappelijke notatie)
  • stap 1 Vervang kilo door  .103 of milli door .10-3 
  • stap 2 Schuif de komma op zodat er maar 1 cijfer voor de komma staat.
  • stap 3 pas het exponent aan, als de komma naar links is verplaatst dan wordt het exponent groter, als de komma naar rechts is verplaatst dan wordt het exponent kleiner

20 km = 20 . 103 m = 2,0 . 10m (de komma ging 1 plaats naar links dus de exponent werd 1 groter.)
231 mm = 231.10-3 m= 2,31.10-1 m (de komma ging 2 plaatsen naar links dus de exponent werd 2 groter.)

Slide 8 - Slide

Opdracht in je schrift.
  • lees blz 8 + 9.
  • maak een samenvatting in je schrift zoals het voorbeeld op de volgende dia. 
  • laat je samenvatting zien aan de docent.

Slide 9 - Slide

samenvatting (voorbeeld)
Titel van de paragraaf (leg de titel ook uit)
belangrijke woorden (vraagteken bij woorden die je niet kent)
natuurkundige grootheden en eenheden
formules
in eigen woorden waar het over gaat (kort)
overleg met een mede leerling als je klaar bent.
Kijk of jullie hetzelfde belangrijk vinden en of jullie alle begrippen samen wel snappen.
timer
10:00

Slide 10 - Slide

De krachtmeter
De kracht (F) wordt gemeten in de eenheid Newton (N).
De krachtmeter bestaat uit een veer die uitgerekt wordt als er meer kracht op staat.
Hoeveel centimeter de veer uitrekt door een kracht van 1 Newton noemen we de veerconstante.

Een soepele veer (weinig kracht nodig voor de uitrekking) heeft een kleine schaalverdeling en rekt makkelijk uit.
Een stugge veer (veel kracht nodig voor de  uitrekking) heeft een schaalverdeling met grotere getallen.
Bekijk de film over de krachtmeter (ook op de laatste dia)

Slide 11 - Slide

Belangrijkste krachten voor natuurkunde.
Allereerst de krachten worden allemaal aangegeven met de hoofdletter F (Force) daarna volgt een kleine letter die aangeeft welke kracht er specifiek wordt bedoeld.
Alle krachten hebben de eenheid Newton (N), ook gewicht.
  1. Zwaartekracht (Fz)
  2. Gewicht (G of Fg)
  3. Veerkracht (Fv)
  4. Motorkracht (Fm) en spierkracht (Fs)
  5. Luchtweerstand (Fl) en rolwrijving (Fr)

Slide 12 - Slide

Zwaartekracht
De kracht waarmee een planeet/hemellichaam (bijv. de aarde, de zon of de maan) aan een voorwerp trekt.
Dit is de reden dat alles naar beneden valt.
Bij een tekening is de zwaartekracht altijd naar beneden gericht en begint (aangrijpingspunt) in het midden van het voorwerp (= zwaarte punt van het voorwerp).

De zwaartekracht kun je uitrekenen met de volgende formule:
(m = de massa in kilogram, g = constante = zwaartekracht versnelling, op aarde afgerond 10 N/kg ==> zie Binas Tabel 1)

Fz=mg

Slide 13 - Slide

Gewicht
De kracht waarmee een voorwerp op zijn ondersteunende vlak staat (iets wat op de grond staat). Het gewicht (is een kracht dus in Newton) is gelijk aan de zwaartekracht.
Ook deze kun je dus uitrekenen met de formule:
Het is dezelfde formule maar je hebt het gewicht geruild voor de zwaartekracht.

G=mg

Slide 14 - Slide

Maak in je schrift:
Een man heeft een massa van 80 kg.
  1. Bereken de zwaartekracht van de man op de aarde
  2. Bereken het gewicht van de man op de aarde
  3. Bereken het gewicht van de man op de maan
  4. Bepaal het gewicht van de man als hij in de ruimte zweeft.
timer
3:00

Slide 15 - Slide

Antwoord 1
Vraag: Fz 
Gegevens:
m (massa) = 80 kg
g (uit je binas) = 10 N/kg

Fz = 800 N

(Wetenschappelijk = 8,0 . 102 N)
Fz=mg
Fz=8010

Slide 16 - Slide

Antwoord 2
Vraag: G
Gegevens:
m (massa) = 80 kg
g (uit je binas) = 10 N/kg

G = 800 N

(Wetenschappelijk = 8,0 . 102 N)
G=mg
G=8010

Slide 17 - Slide

Antwoord 3
Vraag: G
Gegevens:
m (massa) = 80 kg
g (uit je binas) = 1,6 N/kg

G = 128 N

(Wetenschappelijk = 1,28 . 102 N)
G=mg
G=801,6

Slide 18 - Slide

Antwoord 4
Bij bepalen hoeft geen berekening, kan ook niet in dit geval.
Als je in de ruimte zweeft heb je geen ondersteunend vlak dus is er ook geen gewicht.

De massa blijft 80 kg, deze wordt bepaald door alle neutronen en protonen die in de man aanwezig zijn.

Slide 19 - Slide

Doelen, wat gaan we doen.
  • Wat wordt er getest in het eerste tentamen en waar staat alles.
  • Herhaling vaardigheden rekenen (natuurkundige berekening en omrekenen)
  • Uitleggen paragraaf 1.1 soorten krachten
  • Uitleggen paragraaf 1.1. krachtmeter 

Slide 20 - Slide

Ga nu verder werken aan: vraag 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 9

Wat niet af is, is huiswerk

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video