2.7 grammatica

lezen
timer
10:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

lezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

doelen
In deze paragraaf herhaal je:
•Ik kan de volgende woordsoorten van vorig jaar benoemen:  
lidwoord, bijv.naamwoord. zelfst naamw, voorzetsel,voornaamwoord (pers en bez), telwoord (hoofd en rang)
In deze paragraaf leer je:
• Ik kan een hulpwerkwoord benoemen.
• Ik kan een zelfstandig werkwoord benoemen.

Slide 2 - Slide

1

Slide 3 - Video

02:19
Je kunt de lidwoorden verdelen in bepaald en onbepaald, welke horen waarbij?

Slide 4 - Open question

hoofdtelwoorden
hoofdtelwoorden,
Een hoofdtelwoord (htw): geeft een hoeveelheid aan.
Ik heb … (drie, honderdtwintig, veel) pennen in mijn etui.

Slide 5 - Slide

rangtelwoord
Een rangtelwoord (rtw): geeft een volgorde aan.
Een rangtelwoord eindigt altijd op -de of -ste.
Ik zit op de … (zesde, twintigste, middelste) rij in de klas.

Slide 6 - Slide

persoonlijk voornaamwoord
Leertekst: Persoonlijk voornaamwoord 1 (psv)
Een persoonlijk voornaamwoord (psv) verwijst meestal naar één of meer personen of dingen. Het staat ook vaak in de plaats van een zelfstandig naamwoord.
Mo kan geweldig gamen. Hij heeft al veel games uitgespeeld. Ze zijn voor hem geen uitdaging meer.

Het persoonlijk voornaamwoord komt in twee vormen voor:
• de onderwerpsvorm, als het persoonlijk voornaamwoord onderwerp in de zin is:
Hij gaat gamen met zijn vriend.
• de voorwerpsvorm, in alle andere gevallen.
Dimitri heeft hem gebeld. Hij stuurt jou ook een berichtje, maar je hebt het niet ontvangen.
We spreken bij haar af. Daarna gaan we bij hen eten.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

hoe gaat deze les?

Slide 9 - Slide

Toen wij in (1.het) (2.warme) Italië (3.aankwamen), hebben we direct een (4.camping) gezocht.

Slide 10 - Open question

(1.Haar) collega heeft de (2. fietsen) van (3. ons) (4. in) de stalling (5. gezet)

Slide 11 - Open question

nieuwe lesstof
werkwoorden
zelfstandige werkwoorden
hulpwerkwoorden

Slide 12 - Slide

2

Slide 13 - Video

01:35
wat is het hww en het zww in de zin?
Ik heb vorige week mijn verjaardag gevierd.

Slide 14 - Open question

01:35
wat is het hww en het zww?
Zij wil later clown worden.

Slide 15 - Open question

Wat is het hww in de zin?
Ik moet elke dag naar school fietsen.
A
moet
B
fietsen
C
ik
D
school

Slide 16 - Quiz

Wat is het hulpwerkwoord in de zin?
Mijn zus wil morgen komen eten.
A
wil
B
komen
C
eten
D
wil en komen

Slide 17 - Quiz

doelen
In deze paragraaf herhaal je:
•Ik kan de volgende woordsoorten van vorig jaar benoemen:  
lidwoord, bijv.naamwoord. zelfst naamw, voorzetsel,voornaamwoord (pers en bez), telwoord (hoofd en rang)
In deze paragraaf leer je:
• Ik kan een hulpwerkwoord benoemen.
• Ik kan een zelfstandig werkwoord benoemen.

Slide 18 - Slide

weektaak
Op 24 november heb je af:
2.7 opdracht 1,2,4,5,6,7,8a,9,10,11,12,14,15,17,
overhoor jezelf 2.7
test jezelf 2.7
versterk jezelf 2.7

Slide 19 - Slide