grammatica - woordsoorten pers.vnw

Woordsoorten
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Woordsoorten

Slide 1 - Slide

Programma
- Welkom
- Doelen
- Instructie
- Aan het werk
- Evaluatie

Slide 2 - Slide

Doelen
Aan het einde van de les

- weet je wat het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord zijn
- kun je het pers.vnw. aanwijzen in zinnen
- kun je het lw, znw, bnw, vz, pers.vnw. en alle vormen van het ww aanwijzen in zinnen

Slide 3 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar een persoon, een groepje personen, voorwerpen of zaken. Je hebt een onderwerpsvorm en een voorwerpsvorm.                        Wordt het woord als onderwerp gebruikt?
                  Ja = onderwerpsvorm. Nee = voorwerpsvorm

Ik geef jou het boek.         Het regent al de hele dag.       Hij geeft het boek aan haar

Slide 4 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
Let op! 
  • Het is alleen pers.vnw. als het alleen voorkomt in de zin. Anders lw. 
  • Hun kun je nooit als onderwerpsvorm gebruiken. 
  • Hen gebruik je altijd als voorwerpsvorm en na een vz. 

Zie blz. 172 voor overzicht alle pers. voornaamwoorden.

Slide 5 - Slide

Noteer ieder pers.vnw. uit de zin.
Zij geeft de kaarten aan ons.

Slide 6 - Open question

Zij is een ...
A
onderwerpsvorm
B
voorwerpsvorm

Slide 7 - Quiz

ons is een ...
A
onderwerpsvorm
B
voorwerpsvorm

Slide 8 - Quiz

Noteer ieder pers.vnw. uit de zin.
Daarna kan zij ze aan jullie geven.

Slide 9 - Open question

Zij is een ...
A
onderwerpsvorm
B
voorwerpsvorm

Slide 10 - Quiz

ze is een ...
A
onderwerpsvorm
B
voorwerpsvorm

Slide 11 - Quiz

jullie is een ...
A
onderwerpsvorm
B
voorwerpsvorm

Slide 12 - Quiz

Noteer ieder pers.vnw. uit de zin.
Hebt u ons gezien tijdens zijn feest?

Slide 13 - Open question

u is een ...
A
onderwerpsvorm
B
voorwerpsvorm

Slide 14 - Quiz

ons is een ...
A
onderwerpsvorm
B
voorwerpsvorm

Slide 15 - Quiz

Noteer ieder pers.vnw. uit de zin.
Ik heb hun mijn adres gegeven.

Slide 16 - Open question

u is een ...
A
onderwerpsvorm
B
voorwerpsvorm

Slide 17 - Quiz

hun is een ...
A
onderwerpsvorm
B
voorwerpsvorm

Slide 18 - Quiz

Oefening
Maak in tweetallen verschillende zinnen. Gebruik steeds een van de voornaamwoorden jullie - u - ze
In de eerste 3 zinnen gebruik je de onderwerpsvorm. Kies steeds een nieuw voornaamwoord. 
In de laatste 3 zinnen gebruik je de voorwerpsvorm. Gebruik het voornaamwoord dat je in de eerste 3 zinnen hebt gebruikt. 

Slide 19 - Slide

Evaluatie
Aan het einde van de les

- weet je wat het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord zijn
- kun je het pers.vnw. aanwijzen in zinnen
- kun je het lw, znw, bnw, vz, pers.vnw. en alle vormen van het ww aanwijzen in zinnen

Slide 20 - Slide