Cursus 5 - Grammatica - paragraaf 8 - mixopdrachten

Nederlands week 21
  • Op tafel
  -  leesboek 
  -  boek Nederlands blz. 210
  -  pen en schrift   

  •  Computer
   - mag nog even in je tas blijven   

  • Aan je eigen tafel zitten  


1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Nederlands week 21
  • Op tafel
  -  leesboek 
  -  boek Nederlands blz. 210
  -  pen en schrift   

  •  Computer
   - mag nog even in je tas blijven   

  • Aan je eigen tafel zitten  


Slide 1 - Slide

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Programma deze les
  • Huiswerk vorige les nakijken
  • Doel van deze les
  • Voorkennis
  • Instructie
  • Aan de slag
  • Huiswerk volgende week les

Slide 3 - Slide

Huiswerk nakijken
Huiswerk vorige les: 
Grammatica - paragraaf 7 - voorzetsel - blz. 210

Slide 4 - Slide

Doel
Ik kan werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en voorzetsels herkennen.

Slide 5 - Slide

Voorkennis
Welk ezelsbruggetje moest je ook alweer onthouden bij de voorzetsels?


Antwoord
Invullen bij:
... de kast
... het feest

Slide 6 - Slide

Voorkennis
Wat is het voorzetsel in de zin:
Tijdens het examen was ik erg zenuwachtig.
Antwoord
tijdens

Slide 7 - Slide

Voorkennis
Wat is het voorzetsel in de zin:
Max Verstappen kwam als 1e over de finish.
Antwoord
over

Slide 8 - Slide

Voorkennis
De vorige les zijn we bezig geweest met voorzetsels. Je hebt geleerd dat je ze kunt vinden door ze in te vullen bij 
  • ... de kast
  • ... het feest

Nu gaan we verder met het mixopdrachten

Slide 9 - Slide

Instructie 
In deze les ga je aan de slag met werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en voorzetsels herkennen.

Op de volgende pagina staat een hulplijstje. Je maakt alle opdrachten.

Slide 10 - Slide

Instructie 
Werkwoord = dingen die je kunt doen (zwemmen, lopen)
Lidwoord = de - het - een
Zelfstandig naamwoord = mensen - dieren - dingen (vis, pizza)
Bijvoeglijk naamwoord = geeft extra informatie over een zelfstandig naamwoord (lieve, goedkope, gele, ijzeren)
Voorzetsel = geeft een plaats, tijd of reden aan (voor, achter, door, tijdens)

Slide 11 - Slide

Instructie
Geen instructiefilmpje vandaag!

Slide 12 - Slide

Aan de slag
Ga aan de slag met de mixopdrachten van paragraaf 8.

Ben je klaar? Kies uit:
- maak de trainer voorzetsel 1, 2 of 3 
- maak de trainer werkwoordelijk 
gezegde 1, 2 of 3


Slide 13 - Slide

Huiswerk

Donderdag 22 mei:

- maak de mixopdrachten van paragraaf 7

Slide 14 - Slide