Oefenen met leesvaardigheid en het werkwoord devoir.

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

maatwerk Havo 3 Frans

- oefenen met leesvaardigheid

- oefenen met het werkwoord devoir

- zelfstandig werken (woordjes, ww devoir, huiswerk etc..)

Tekst 1 

Wie ergert zich het meest aan de mobieltjes op school?

Wie ergert zich aan leerlingen die constant op hun telefoon zitten? (zoom in)

tekst 2

Wie vindt het belangrijk dat je elkaar iets kunt vergeven in de liefde?

Deze persoon vindt iets kunnen
vergeven belangrijk in de liefde;(zoom in)

1. Alexandra
2. Mireille
3. Valérie
4. Caroline

tekst 3

Welk probleem heeft Aurélien?

Wat is het probleem van Aurélien?(zoom in)

1. Zijn vriendin heeft ontdekt dat hij haar bedrogen heeft
2. zijn vriendin is boos, hij heeft niets laten horen
3. hij heeft geen contact durven leggen met een meisje

Tekst 4

Wat is de reactie van Benjamin?

Wat is de reactie van Benjamin

1. hoe heb je zo stom kunnen zijn
2. hopelijk heb je ervan geleerd
3. je kunt beter niet naar je vrienden luisteren

Wat betekent het ww devoir?

1. willen
2. moeten
3. kunnen
4. delen

le verbe devoir  (moeten)

PRÉSENT 

je dois

tu dois

il / elle / on doit

nous devons

vous devez

ils / elles doivent

                   PASSÉ                IMPARFAIT                FUTUR SIMPLE                              COMPOSÉ                                                           

j'/je              ai dû              devais           devrai      

tu                 as dû              devais           devras     

il/elle/on     a dû                devait           devra      

nous             avons dû         devions         devrons   

vous              avez dû           deviez          devrez          

ils / elles       ont dû             devaient       devront

devoir (on, imp)

1. on deviez
2. on devoirait
3. on a dû
4. on devait

devoir (vous, p.c)

1. vous avons dû
2. vous avez devu
3. vous avez dû
4. vous deviez

devoir (tu, p)

1. tu devais
2. tu devait
3. tu dois
4. tu as dû

devoir (ils, imp)

1. ils devoiraient
2. ils devait
3. ils ont dû
4. ils devaient

devoir (nous, p.c)

1. nous avons dû
2. nous sommes dûs
3. vous avez dû
4. nous devions

devoir (ils, p)

1. ils doit
2. ils devent
3. il doient
4. ils doivent

devoir (ils, futur)

1. ils doivrent
2. ils devrent
3. ils doivront
4. ils devront

Vertaal: ik moest

Vertaal: jij hebt gemoeten

Vertaal: wij moeten

Vertaal: hij zal moeten

au travail...

- verbe devoir oefenen via verbuga.eu

- lezen oefenen met lingua.com (Frans-A2 niveau)

- woordjes oefenen (studygo-quizlet-andere tools..)

- huiswerk Frans maken

- andere vraag?

tekst 4 

Een warenhuis in Parijs heeft een interessante tool ontwikkeld voor klanten. Wat voor tool?

Wat is bijzonder in dit warenhuis?

tekst 5

De volgende tekst gaat over een verhuizing naar Bretagne.

Waarover vraagt Keby8 advies?

Welke beslissing moet nog genomen worden?

Lees nu de reacties 

Wat zijn de voordelen van Quimper?

Sophie raadt Quimper aan omdat;

Lees de volgende reactie

Waarvoor waarschuwt Zouzou? En waarom was het voor Zouzou makkelijk om aansluiting te vinden?

Wat zou moeilijk kunnen worden in Bretagne?

1. werk vinden
2. je aanpassen aan de Bretonse leefstijl
3. omgaan met de Bretonnen

Waarom was het voor Zouzou makkelijk om aansluiting te vinden?

tekst 6

Wat kun je leren op deze peperdure opleiding in Grasse?

Tijdens deze opleiding leer je ...