EC3_import en export_nabeschouwing

Opdracht
Je gaat uitzoeken wat Terschelling vooral importeert en exporteert naar de wal. 

Maak daarna de theorie vragen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Opdracht
Je gaat uitzoeken wat Terschelling vooral importeert en exporteert naar de wal. 

Maak daarna de theorie vragen

Slide 1 - Slide

Welke producten en diensten importeert Terschelling allemaal. Noem 8 dingen.

Slide 2 - Open question

Welke producten en diensten exporteert Terschelling allemaal. Noem 8 dingen.

Slide 3 - Open question

Nederlanders houden graag vakantie in het buitenland. Als ze met een buitenlandse vliegmaatschappij reizen dan is er sprake van:
A
export van goederen.
B
export van diensten.
C
import van goederen.
D
import van diensten.

Slide 4 - Quiz

Wat zijn kenmerken van een land met een open economie?
A
Weinig invoer (import) en uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
B
Veel invoer (import) en veel uitvoer (export) in verhouding tot de productie.

Slide 5 - Quiz

Het voordeel van import voor de Nederlandse consument is ...
A
meer keuze in goederen en diensten.
B
minder keuze in goederen en diensten.

Slide 6 - Quiz

Een voordeel van meer export is ...
A
dat de werkgelegenheid daalt.
B
dat de werkgelegenheid stijgt.

Slide 7 - Quiz

Wat is geen vorm van internationale handel?
A
Nederland verkoopt aan China
B
Duitsland koopt van Nederland
C
Brussel koopt van Londen
D
Amsterdam verkoopt aan Eindhoven

Slide 8 - Quiz

Werderuitvoer is 194,5 miljard

Totaal uitvoer goederen is 431,4 miljard

Bereken de wederuitvoer in procenten van de totale uitvoer goederen. (Formule: deel : geheel x 100)
A
45,1%
B
45,10%
C
45,2%
D
45,20%

Slide 9 - Quiz

Als wij iets verkopen naar het buitenland noem je dat:
A
Importeren
B
Exporteren
C
internationale handel
D
verkopen

Slide 10 - Quiz

Als je in Duitsland naar de kapper gaat is dat:
A
Importeren
B
Exporteren

Slide 11 - Quiz

De betalingsbalans geeft de waarde weer van de:
A
geïmporteerde en geëxporteerde goederen
B
geïmporteerde en geëxporteerde diensten
C
alle betalingen en ontvangsten uit het buitenland

Slide 12 - Quiz

Als de waarde van de geïmporteerde goederen groter is dan de waarde van de geëxporteerde goederen heb je:
A
een overschot op de handelsbalans
B
een tekort op de handelsbalans
C
een evenwicht op de handelsbalans

Slide 13 - Quiz

Hoe noem je het bellen vanuit Nederland met een helpdesk in Ierland?
A
het exporteren van diensten
B
het exporteren van goederen
C
het importeren van diensten
D
het importeren van goederen

Slide 14 - Quiz

Gebruik de tabel hiernaast.
Bereken de exportquote van Turkije. Schrijf je berekening op!
Formule: Waarde export : nationaal inkomen

Slide 15 - Open question

Deze vragen gaan over EC 2 

Slide 16 - Slide

Als de wisselkoers van de euro stijgt, dan ...
(twee antwoorden zijn goed)
A
wordt de euro duurder voor het buitenland.
B
dan wordt de euro goedkoper voor het buitenland.
C
is de euro meer waard in het buitenland.
D
is de euro minder waard in het buitenland.

Slide 17 - Quiz

Waarom stijgt de gemiddelde prijs in IJsland als de koers van de IJslandse kroon daalt?

Slide 18 - Open question

Wat is het gevolg van de lage wisselkoers van de IJslandse Kroon voor de omvang van de IJslandse export.

Slide 19 - Open question